Het was tegen tienen op de redactievergadering. We zochten nog een hoofdartikel voor nummer 14, dat op 1 april uitkomt. Zeg ik stomweg: “Humor in de kerk.” En ondergetekende werd onmiddellijk gebombardeerd tot auteur. Zo gebeurt dat. En nu zie ik je al glimlachen.
Lachen en humor is iets wat nodig is in het leven. Het leert je relativeren. Het leert je omgaan met eigen stommiteiten. Het leert je anders kijken naar de dingen. Humor is niet didactisch of pedagogisch, maar eerder liefdadig voor de mens. Humor heeft niet de bedoeling iets te veranderen of te verbeteren of om iemand te bekeren. Humor is geestig en gevoelig, grappig en medelijdend, komisch en grootmoedig, spottend en teder, vrolijk en melancholisch tegelijk.
Er zijn duizenden moppen gemaakt over de Kerk, het geloof en hun dagelijkse gebruiken. Laten we er even van genieten:
Een man die een glas te veel op had waggelt de kerk binnen en gaat in de biechtstoel zitten, maar zegt niets. De priester hoest even om zijn aandacht te trekken, maar er komt nog steeds geen woord uit de man. Vervolgens klopt de priester driemaal op de wand, waarop de dronkaard stamelt: “het heeft geen zin dat je klopt, hier hangt er ook geen wc-papier.”
Komt er een vrome man bij de pastoor en hij vraagt: “Meneer pastoor, wil jij een noveen voor me bidden zodat ik een Lexus zou winnen?” De pastoor antwoordt bedenkelijk: “een Lexus dat ken ik, … maar wat is een noveen?”
Een zeer gelovige vrouw laat haar slaapkamer versieren met religieuze afbeeldingen en schilderijen van heiligen. Aan de schilder vraagt ze om precies boven het bed in sierletters de woorden ‘Cum Deo’ (= met God) aan te brengen. Als hij daarmee klaar is, komt ze kijken naar het resultaat en ziet vol ontzetting wat hij geschreven heeft: ‘Kom Theo.’
Pientere misdienaars, die hebben we hier in Kinrooi. Zo kom ik in de sacristie met mijn handen vol en ik struikel bijna over een paar schaatsen die daar rondslingerden. “Van wie zijn die?” roep ik kwaad. “Euh,” zegt een rood geworden misdienaar, “waarschijnlijk van de ijsheiligen.”
De pastoor kondigt in zijn preek aan: “volgende week gaan we dieper in op het thema ‘liegen’. Mag ik u allen vragen om het 17de hoofdstuk van Marcus te lezen?” De week erop begint hij zijn preek met de vraag wie het 17de hoofdstuk van Marcus gelezen heeft. Haast alle vingers gaan fier omhoog. “Juist ja, ….” zegt de pastoor, “over jullie wou ik het hebben, want er is geen 17de hoofdstuk bij Marcus.”
Tijdens de catechese leest de catechist de parabel voor van de verloren zoon. Daarna stelt zij een paar vragen om te controleren of de vormelingen de parabel begrepen hebben: “wie was helemaal niet blij omdat de vader een feestmaal organiseerde?” “Het vetgemeste kalf” antwoordt er eentje.
In mijn vorige parochie was het de gewoonte dat met de hoogdagen de kinderen op de eerste rijen zaten en de ouders enkele rijen erachter. We komen op Paasdag binnen met een processiekruis wierook, evangelieboek, paaskaars, … Nadat ieder op zijn plaats staat begin ik het altaar en de Paaskaars te bewieroken. Roept daar een kleuter: “kijk mama, meneer pastoor zijn sjakosj staat in brand.”
Spijtig genoeg zal een deel van de fijne kerkhumor verdwijnen. Wie van de aankomende generaties kent nog een priestertoog, een moeder-overste of een noveen? Wie kent er nog Latijn? Doordat het geloof en de kerk uit het straatbeeld verdwijnt verdwijnen ook een aantal moppen.
Maar desalniettemin moeten we blijven lachen. Ook in de kerk.
Luc Vanherck
Onderschrift foto:
Wie zich verheft, zal vernederd worden en wie zich vernedert, zal verheven worden. Mt 23,12.