VIERDE PAASZONDAG
Roepingszondag “Voor wie ben ik er?”
Het beeld van de herder met zijn schapen is uit onze moderne maatschappij verdwenen. Wat Jezus met deze parabel wilde duidelijk maken blijft nog steeds actueel.
Is het niet jammer dat in de loop der tijd dit beeld van de goede herder uitsluitend werd toegepast op de bisschoppen en de priesters? Jezus had zeker een heel ander beeld van een ‘goede herder’ voor ogen. Hij wil alle mensen bijeenbrengen in een gemeenschap van liefde, zonder onderscheid van personen. Jezus spreekt van één kudde en één herder, mensen die verbonden zijn door Zijn Geest tot een heilig volk, waar liefde en dienstbaarheid de enige maatstaven zijn en waar men elkander kent en zijn leven geeft voor de ander. Wie in dat Rijk de eerste wil zijn, moet dienaar worden van allen, van de kleinsten en de zwakken. Jezus wil een Rijk waarin niemand uitgesloten wordt, waarin de een de herder is van de ander.
In deze parabel spreekt Jezus over het vertrouwen tussen de herder en de schapen. In zijn kudde is er niemand buitenstaander, geen toeschouwer, geen consument. Alleen dienende liefde is de band die de herder en de schapen onderling verbindt.
Zou Jezus, in onze tijd van emancipatie en solidariteit, deze parabel niet anders vertellen? "Ik ben als een goede moeder waarbij ieder kind zich geborgen mag voelen, die haar leven geeft voor haar kinderen.” “Ik ken de mijnen en de mijnen kennen Mij.” Misschien zouden wij dan beter begrijpen waarom wij spreken over onze Moeder de heilige Kerk. Als de Kerk zich met recht ‘moeder’ noemt, dan moet haar leiding ook moederlijk zijn. In deze Godsfamilie mag er geen grens bestaan, geen afstand zijn tussen herders en schapen, tussen priester en leek. In een moederlijke Kerk mogen niet de wetten en voorschriften de laatste norm zijn, maar staat het welzijn van ieder voorop. Wij mogen het ook eens openlijk zeggen, wat wij innerlijk met velen aanvoelen, dat het geen ramp voor de Kerk zou zijn als het herdersambt ook door vrouwen zou kunnen meegedragen worden. Heel wat discussie over de eenheid van de kerken, over gewetensvrijheid en moraal zou zeker in een andere stijl gevoerd worden.
Wat zou Jezus zeggen als Hij dit hoort? Hij zegt ons: juist dat wilde Ik in die parabel duidelijk maken. Herders van mensen zijn is een taak van al mijn leerlingen. Herders van mensen zijn vooral voor de bejaarden, voor allen die moeilijk meekunnen, voor de marginalen. Zouden onze jongeren niet een beetje meer spontaniteit en hartelijkheid in de Kerk mogen verwachten, en moet voor de zwakke, falende mens de deur van de schaapstal niet een beetje verder openstaan? De herder is toch alle schapen nabij en sluit de deur voor niemand.
Als wij vandaag bidden voor roepingen, vragen wij niet alleen priesterroepingen, maar wij bidden evenzeer voor gelovigen die herder voor anderen willen zijn. Zijn het mannen of vrouwen? Bidden wij voor herders die een hart hebben voor de schapen, die de schapen bij naam kennen en die minstens een stuk van hun leven voor anderen willen geven.
E.H. Roel Alders