“Wees niet bang! Laat alles achter en treedt in Mijn sporen!” Dit mochten we horen in het evangelie van de voorbije gezinsviering en is blijven hangen…
Ons hart openstellen en Jezus volgen, tja, toch een opdracht die aan de ribben houdt en die ons uit onze comfortzone haalt bij momenten. Best wel een uitdagende klus. En hoe brengen we dit over aan onze jongeren? De catechisten gingen aan de slag om een viering uit te werken waar ieder zich als een vis in het water zou voelen. Een heuse thuisopdracht ging richting de kandidaat-vormelingen: namelijk een vis knutselen met hun naam erop. Of het nu ludiek was of serieus, welk merk van vis deed er ook niet toe, al was het een visgraat, als ze dit maar bij hadden. En inderdaad, hoe meer vormelingen we zagen opdagen, hoe kleurrijker onze dag er begon uit te zien.
Het was trouwens ook een belangrijk moment voor deze jonge mensen: hun naamopgave en het ontvangen van het kruisje op weg naar het Vormsel. Even stilstaan bij wat een kruisje nu echt betekent: een plusteken, positiviteit. Voor velen ook een kruispunt – keuzes maken – dag in dag uit. Muzikaal gezien kennen we de kruisen aan het begin van een notenbalk: bepaalde noten hoger zingen of spelen. Wel, het kruis is voor ons ook een teken dat er iets Hoger is in ons leven. Maar laat ons nederig blijven en af en toe een kruisteken maken als teken van ons christen-zijn, pelgrimerend in de voetsporen van Jezus. ‘God zegene en beware je’ elkaar wat meer toewensen!
We kunnen het niet ontkennen dat de Kerk moeilijke tijden doormaakt. En toch moeten we hoop blijven koesteren, dat kleine vlammetje brandend houden. Zeker als we het evangelie beluisteren waar Jezus ons blijft aansporen om vissers van mensen te worden en niemand door de mazen van het net te laten glippen. Iedereen is kostbaar in Gods ogen. Ieders naam geborgen in de palm van Zijn hand, ongeacht rang of stand of afkomst. Een beetje net zoals die vissen in het net vooraan aan het altaar tijdens de viering. Ook een kleurrijk geheel, net zoals wij mensen van diverse origine kleur geven aan Gods schepping.
Allemaal vissers van mensen die netten uitgooien om medemensen op te vangen, onbevreesd. Elkaar niet loslaten, ook als de wind eens niet in de zeilen zit, toch blijven en bijeenhouden in tedere zorgzame liefde. Net zoals op de kaars die een vormeling naar voor had gebracht en bij de kruisjes werd geplaatst te lezen stond ‘liefde’. Zouden wij met ons allen, hoe klein en fijn die groep ook is, nog wat meer tijd vrijmaken om liefdevol mensen rondom ons (terug) op te vissen om samen aan Gods schepping verder te werken?
Heb ook jij de hele week gezwoegd – bij nacht en ontij – met duizend en één dingen bezig?
En was ook voor jou het resultaat weinig of niets? En toch leeft ook in jou het verlangen
dat er méér mogelijk is dat je zelf vermoedt. Je zit in ’t zelfde schuitje als die Petrus: “hard gewerkt, niets gevangen”. Maar heb je, net zoals diezelfde Petrus, ook gezegd: “Sorry, Heer, ik ben niet waard dat Gij het voor mij opneemt. Ik dacht teveel aan mezelf, te vlug, te radicaal dichtgeklapt, te weinig in U geloofd. Teveel gedacht aan ‘vissen vangen’, te weinig aan ‘mensen opvangen’; teveel aan ‘vissen’ te weinig aan ‘opvissen’”.
En het werd zowaar stil in de Sint-Willibrorduskerk bij het lezen van deze bezinnende tekst in het boekje…
Zou de boodschap zijn aangekomen?
Sylvia Bekaert
Gebed voor vormelingen
Om zegen voor jonge mensen
bidden wij U, God.
Maak ze sterk en scherpzinnig,
bestand tegen leugens en schijnwaarden,
tegen de giftige lucht
die ze tegen wil en dank moeten inademen.
Beloof ze uw licht op hun wegen
en de moed om ook in het donker
hun weg te zoeken.
Zegen ze met vriendschap en liefde
en met kracht in uren van eenzaamheid.
Zegen ze met vreugde,
zegen ze in hun tranen.
Vul hun dagen met werk en rust,
met ernst en spel.
Roep ze tot vrijheid,
roep ze tot dienst.
Bewaar ze zoals ze zijn op deze dag
en maak ze hoopvol voor de dagen die komen.
En wees Gij voor hen
de stilste stem,
de vriend zonder naam.
(Kerk&Leven 2006)