EEN HEILIGSCHENNENDE DIEFSTAL IN DE KERK VAN SLIJPE
Een bijzonder verhaal over de Boetkapel ‘Nood zoekt troost’ in Slijpe
Precies 100 jaar geleden werd de Boetkapel ‘Nood zoekt troost’ in Slijpe opnieuw ingewijd na de verwoesting tijdens WO I.
Naar aanleiding van dit jubileum grasduinden we in het Liber memorialis van de Sint-Niklaasparochie (een gedenkboek waarin de pastoor markante gebeurtenissen van de parochie neerschrijft) en lazen er hoe een heiligschennende diefstal de aanleiding werd tot de bouw van de Boetkapel.
Heiligschendende diefte!
Verbijstering in het dorp!
Bij een inbraak in de sacristie van de kerk op donderdag 9 januari 1908 werden gewijde vaten met heilige hosties gestolen!
Een ontredderde pastoor Simoens beschrijft in het Liber memorialis haarfijn wat er die nacht moet gebeurd zijn.
Zo ging het er een eeuw geleden aan toe in Slijpe …
“’s Morgens ten 5.30 uur begaf zich de koster, Polydoor Neckers, als naar gewoonte, naar de sacristij der kerk en was niet weinig verwonderd te bestatigen dat de deur open was.
Het eeuwig lichtje brandde op het buffet, doch gaf geen licht genoeg om aanstonds te zien wat er gebeurd was.
Hij stak de hand uit om eenen sulfer te nemen, doch het eerste wat hij vastgreep, was een breekijzer.
Aanstonds vatte hij vermoedend op en, toen hij licht kreeg, zag hij de brandkas openstaan.
In allerhaast ging hij den E.H. Pastoor verwittigen die met hem de sacrilegiediefte kwam bestatigen.”
De inbraak moet na middernacht gebeurd zijn, want de laatste klanten van herberg de Casino hadden niets gemerkt.
“Zeer waarschijnlijk moeten de dieven hun werk begonnen hebben rond 2.30 ure, immers den hond van de Burgemeester wonende op eenen kleinen afstand van de kerk heeft van 2.15 ure tot 4.30 ure niet opgehouden te bassen.
De dieven hebben dan met een houten kruis van een der graven de onderste ruit van het venster dat dichtst bij de sacristijdeur gestoken is, ingeslagen, twee ijzeren staven doorgezaagd en in het sacristij geslopen bij middel van een laddertje, voorzien van 9 sporten en al boven van twee ijzeren haken.
Zij sloegen de houten bekleedingen van de brandkas los en deden het smeedwerk verdwijnen totdat de tongen van het driedubbel slot bloot lagen. Met herhaalde geweldige slagen duwden zij de tongen in; het driedubbel slot sprong en de eerste ijzeren deur was open.
Daarna, met eenen dikken en grooten ijzeren hamer, voorzien van eenen kloeken houten steel van eenen halven meter lengte, sloegen zij het middendeel in van de tweede ijzeren deur der brandkas, waar de sleutel moest werken.
Onmiddellijk maakten zij zich meester van hunnen buit, dien zij in het zwart tapijt, dat voor de begravingen dient, wentelden.
De dieven ledigden twee flesschen wijn en vertrokken langs de sacristijdeur, na de spagnolet doorzaagd te hebben.
Meestal hadden de kerkgeburen de hevige slagen op de ijzeren deur gehoord, maar niet een had het minste achterdenken.
Zij meenden bijna allen dat de slagen voortkwamen van Désiré Roye die zijnen wagen opsloeg om naar de markt van Oostende te rijden.
Dien dag kon de eerste mis slechts ten 8 ure gedaan worden, na eenen kelk aan de kerk van Leffinghe ontleend te hebben; immers al de H. Vaten waren weggestolen.”
Onderzoek
“De Gendarmerie van Nieuwpoort werd verwittigd door de bedienden van de eersten tram van Dixmude naar Oostende, die te Leffinghe telefoneerden.
Onmiddellijk kwamen 2 mannen het voorloopig onderzoek doen en het parket was te Slijpe in den namiddag. Mr de Procureur des konings bemerkte welhaast dat de dieven juist alzoo te werke gegaan waren als te Oudenburg, den maandag nacht der zelfde week, en voegde er bij: wij kennen de dieven, wij zullen eindigen met hen te vangen, doch wij hebben ze nog niet.
Er is nu, in korten tijd, de vierde Sacrilegiediefte in ons bisdom: te Varsenaere, te Jabbeke, te Oudenburg en te Slijpe.
En in den nacht van 11 – 12 Februari, was er eene 5de Sacrilegiediefte te betreuren in de kerk van Coolscamp.”
Zoektocht in de omgeving
“In ’t huis waar de dieven hunne schuilplaats gezocht hadden, ontdekte men de bovengedeelten der twee remonstrantiën in verguld koper, waarvan er een geheel verwrongen was, alsook het groot begravingskruis dat slechts verzilverd was, het grootste gedeelte van het zwart tapijt en den zwaren ijzeren hamer, waarmede de dieven gewrocht hadden.
Langs de Middelkerkestraat (nu Spermaliestraat) vond men nog de relikwie van het H. Kruis en den koperen voet van eenen kelk.
Omtrent het huis van Henri Volckaert, in de Middelkerkestraat op 7 minuten afstand van de kerk, werden hier en daar 17 H.Hostieën wedergevonden, welke de E.H. Fontaine, onderpastoor der parochie, met allen eerbied naar de kerk wederbracht.
De eerwaarde Overste van ’t klooster met eenige kinders, de H. Burgemeester met zijne knechten hebben met de meeste zorgvuldigheid overal in den omtrek rondgezocht en geene HH. Speciën meer gevonden.
Na wel onderzocht te hebben, kunnen er ten hoogste 12 H. Hostiën verdoold of in de vaart gevlogen zijn, immers daar zijn er die beweren
H. Speciën gezien te hebben op den oever van de vaart. De groote H. Hostie werd in twee stukken weergevonden in het sacristij.”
Grote verontwaardiging en droefheid
Kostbare H. Vaten en andere voorwerpen van de eredienst waren gestolen: kelken, monstransen, een ciborie, relikwiekruis, wierookvat, maar ook juwelen van het beeld van Maria.
“De verontweerdiging om de heiligschenderij en de droefheid om de beleediging van Jezus en zijne H. Moeder aangedaan, en het groot verlies, door de kerk onderstaan, waren algemeen onder de parochianen.
Doch er viel niet te jammeren en te treuren, er moest gewrocht worden voor de herstelling.
Daarin vond de pastoor eenen kloeken steun en eene krachtige medewerking bij zijne parochianen, den H. onderpastoor, zijne familie en zijne vrienden. "
Niet bij de pakken blijven zitten!
Er werd meteen gestart met een grote geldinzamelactie.
“Den maandag begonnen zes ieverige dochters zonder vaar of vrees voor de moeilijkheden geheel de uitgestrekte parochie (1754 hectaren) rond te gaan om aalmoezen in te zamelen.
De oogst was overvloedig.
Wat waren de dochters welgezind, toen zij, kloppende op hun wel voorziene beurzen, met hun wezen schitterende van voldoening, de pastorij binnentrokken om rekening te geven van hunne wel volbrachte zending.
De armen zowel als de welhebbenden hadden hunnen goeden wil getoond en hertelijk gegeven, niet alleen in gelden, maar ook in stukken die uitschijnen door hunne pracht en kostelijkheid.
De parochianen waren ook Onze Lieve Vrouw indachtig in hunne milddadigheid.”
Met al deze giften en gelden werden nieuwe H. Vaten aangekocht.
Boetetocht
Een maand later, op de laatste dag van het Triduum ter ere van Onze-Lieve-Vrouw Onbevlekt Ontvangen, werd na de H. mis de eerste boetetocht georganiseerd.
“De Geestelijkheid, Burgemeester en schepenen in officieel gewaad, andere overigheden en een menigte volks gaan in processie vooruit en omringen de God-Mensch, die, onder het vreugdig geluid der klokken en onder het treffend gezang der geestelijken en congreganisten, in triomf gedragen wordt langs de Middelkerkestraat, denzelfden weg waar Hij zoo zwaar beleedigd geweest is.
Ach, waren die verdoolde schapen daar geweest, waren zij getuigen geweest van dit geloof en die liefde, neen zij zouden niet weerstaan hebben: tranen van leedwezen zouden gevloeid hebben en hun gebed ware geweest: Heer, vergeef ons.”
Een kapel als eerherstel
Snel groeide de gedachte van eerherstel.
Op 18 november 1908 besliste de kerkraad om op de plaats waar heilige hosties gevonden werden een kapel te bouwen in gotische stijl.
Vooral Slijpenaars bouwden mee aan de kapel, die een jaar later, op maandag 8 november 1909 werd ingewijd door E.H. Moulaert, deken van Diksmuide.
De boetkapel werd aan Onze-Lieve-Vrouw toegewijd en kreeg de naam ‘Nood zoekt troost'..
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de kapel verwoest.
De Duitsers maakten er een ‘abri’ in gewapend beton.
Toen de parochianen na de oorlog terugkeerden, was het hun vurige wens hun kapel op die plaats terug te zien.
Na veel moeilijkheden kon er op 5 juni 1924 onder de leiding van architect A. Dereere gestart worden met de wederopbouw.
Een goed jaar later was de kapel voltooid.
Op zondag 11 oktober1925 – precies 100 jaar geleden – werd na de vespers de nieuwe kapel plechtig ingewijd door E.H. pastoor Hiëronymus Lelieur.
Jo Broucke