Kijk, een twijg ontspruit
Ook op de tweede adventszondag begint de woorddienst met een visioen van de profeet Jesaja.
Aan de stronk van Isaï ontspruit een nieuwe twijg. Isaï was de vader van David.
De ‘stronk van Isaï’ is de koninklijke dynastie van David. De ‘nieuwe twijg’ is een nieuwe koning.
De profeet schildert ons een portret van de messiaanse koning.
Bezield met de geest van God zal hij een rechtvaardig beleid voeren.
Daardoor komt een paradijselijke vrede tot stand.
Zowel in de joodse als in de christelijke traditie beschouwt men deze tekst als een aankondiging van de komende Messias.
Het visioen bestaat uit drie delen.
Eerst wordt de verwachte koning bekleed met Gods geest.
Die bezorgt hem de eigenschappen die voor zijn taak noodzakelijk zijn: wijsheid en verstand, raad en heldenmoed, liefde en ontzag voor de Heer. Daarna wordt het beleid van de koning geschetst.
Het wordt gekenmerkt door gerechtigheid, waarachtige trouw en onkreukbaarheid.
Vooral verwacht men van de koning dat hij de zwaksten zal beschermen: ‘De kleinen zal hij recht verschaffen en eerlijk vonnis spreken over de geringsten der aarde’.
Ten slotte volgt een idyllische beschrijving van de paradijselijke vrede die het gevolg zal zijn van het beleid van de Messias.
Die vrede wordt in drie stappen uitgebeeld.
Een: er is vrede tussen de dieren.
Wolf en lam, panter en geitje, koe en berin leven vreedzaam samen.
Twee: er is vrede tussen dieren en mensen.
Een kindje kan veilig spelen bij het nest van een slang.
Drie, het hoogtepunt: er is vrede tussen de mensen onderling.
Niemand doet nog kwaad en heel de aarde is vervuld met liefde tot God.
Alle Schriftteksten van deze zondag belichten de tweeledige inhoud van de adventsgedachte.
Advent betekent enerzijds de komst van de Heer verwachten, en anderzijds waakzaam zijn, de komst van de Heer verhaasten door daden van gerechtigheid.
Enerzijds open en ontvanke-lijk zijn, anderzijds zelf de handen uit de mouwen steken.
Een twijg ontspruit aan de stronk van Isaï, zegt Jesaja, de geest van de Heer zal op hem rusten.
De onverwoestbare groeikracht wordt door Gods geest gegeven.
Maar die jonge loot aan de stam van het Godsvolk is er een die ook zelf opkomt voor onkreukbare gerechtigheid.
‘Hij zal geen oordeel vellen naar uiterlijke schijn, geen uitspraak doen op grond van geruchten.
De kleinen zal hij recht verschaffen, een eerlijk vonnis over de geringsten der aarde, maar de uitbuiter zal hij striemen met de gesel van zijn mond’.
God verleent zijn eigen wijsheid en gerechtigheid aan de koning, en in zijn dagen zal rechtvaardigheid ontbloeien, zingt de dichter van de antwoordpsalm.
Maar die goddelijke wijsheid en gerechtigheid moeten concreet gestalte krijgen in de daden van een mens.
‘De arme die steun vraagt zal hij bevrijden, de ongelukkige zonder hulp; hij zal zich ontfermen over misdeelden, de zwakken schenkt hij weer levensmoed’.
God schenkt u volharding en vertroosting, u kunt die gaven putten uit de Schrift, schrijft Paulus aan de Romeinen.
Maar wees dan ook eensgezind in de geest van Christus Jezus en aanvaard elkander als leden van één gemeenschap, opdat u één van hart en uit één mond de God en Vader van onze Heer Jezus Christus moogt verheerlijken.
‘Bekeert u, want het Rijk der hemelen is nabij’, verkondigt Johannes de Doper in het Matteusevangelie – en Jezus zal later precies dezelfde boodschap herhalen.
Het Rijk der hemelen komt, niemand kan de komst van dat rijk tegenhouden. Maar om het te ervaren moet je je bekeren, de weg van de Heer bereiden, zijn paden recht maken.
Kijk, een twijg ontspruit: de nieuwe groeikracht van het Gods koninkrijk laat zich gevoelen.
Zorg er nu voor dat die twijg een kans krijgt.
Doe gerechtigheid. Draag zorg voor kleine mensen.
Wees eensgezind.
Bekeer je. Bereid de weg van de Heer.
Paul Kevers