De apostel Petrus in de glasramen van de Sint-Pieterskerk van Sint-Pieterskapelle
Twee jaar na de brochure ‘Toeren tussen torens’ lanceert de Pastorale Eenheid Sint-Andreas een nieuw initiatief om ons waardevol religieus erfgoed dichter bij de mensen te brengen. In een nieuwe en kleurrijke brochure met als titel ‘Hemels licht. Kleurrijke verhalen in het Middelkerkse kerkglas’ worden de mooie glasramen in onze kerken in de kijker geplaatst.
Vandaag leggen we de focus op de Sint-Pieterskerk in Sint-Pieterskapelle.
Drie glasramen (in 1924 vervaardigd in glasatelier Peene – Delodder) verbeelden zes belangrijke gebeurtenissen uit het leven van Petrus, die tot 1 januari 2019 patroonheilige was van deze kerk.
De roeping van de eerste apostelen
Het eerste tafereel verhaalt de roeping van de eerste apostelen, waaronder Simon Petrus met rode mantel en baard; knielend luistert hij naar Jezus.
De eerste leerlingen waren eenvoudige vissers, die Jezus’ oproep ‘Kom en volg Mij’ meteen beantwoordden. Ze lieten alles achter, benieuwd als ze waren wat Jezus bedoelde met: ‘Ik zal van jullie vissers van mensen ma-ken.’ (Mt 4, 18 – 19)
Geleidelijk aan begrepen ze dat ze mensen moesten opvissen en opvangen en zo bevrijden uit hun ellende en deelgenoot maken van het Rijk van Gods liefde.
De wonderbaarlijke visvangst
In dit bekende tafereel gaan Petrus en enkele leerlingen vissen op het meer van Tiberias, maar ze vangen niets.
Dan verschijnt Jezus aan hen (al voor de derde keer na zijn opstanding!), maar ze herkennen Hem (eerst) niet. ‘Gooi het net uit aan de rechterkant van het schip’, roept Jezus vanop de oever, ‘dan lukt het wel.’
En inderdaad het net zit meteen vol grote vissen, welgeteld honderddrieënvijftig, en toch scheurt het niet.
Toen ze aan land kwamen, zagen ze een vuurtje met vis erop en brood.
Jezus zei tegen hen: ‘Kom, eet iets.’
Geen van de leerlingen durfden Hem te vragen wie Hij was; ze begrepen dat het de Heer was.(Johannes 21, 1-23)
‘Hoed mijn schapen’
Het onderste tafereel van het centrale glasraam sluit hier meteen op aan.
Na de maaltijd, spreekt Jezus tot Simon Petrus: ‘Simon, zoon van Johannes, heb je Mij lief, meer dan de anderen hier?’ Petrus antwoordt: ‘Ja, Heer, U weet dat ik van U hou.’
Daarop zegt Jezus: ‘Weid mijn lammeren. (…) Hoed mijn schapen.’ (Johannes 21, 15-16)
Het is de impliciete opdracht van Jezus voor Petrus om herder te zijn van de eerste christenen.
‘Jij bent Petrus’
Het bovenste tafereel is alom gekend, maar op vele manieren geïnterpreteerd.
Jezus zegt tegen Petrus: ‘Jij ben Petrus, en op die rots zal ik mijn Kerk bouwen’ (Matteüs 16, 18). Met ‘die rots’ wordt de rots van het geloof bedoeld, dat wij belijden dat Jezus de Messias is, de Zoon van de levende God.
Allen die in Christus geloven zijn door de Vader (boven Christus afgebeeld met scepter, tiara en stralenkrans, tekenen van zijn goddelijke heerschappij) geroepen om de heilige kerk te vormen.
Petrus aanvaardt knielend en biddend om in dat geloof een rots in de branding te zijn.
Petrus ontsnapt
Het bovenste tafereel van het rechterglasraam staat beschreven in het boek Handelingen van de apostelen.
Bij zijn vurige getuigenis over Jezus wordt Petrus door koning Herodes gearresteerd en in de gevangenis vastgeketend aan twee bewakers.
Op een nacht verschijnt er plotseling een engel van de Heer op een wolk; een stralend licht vult de hele ruimte.
De engel wekt Petrus en meteen vallen de ketenen van zijn handen.
Ze verschalken de bewaker en vluchten de stad uit. Petrus waant zich in een visioen. wanneer hij weer tot zichzelf komt en ziet dat de engel verdwenen is, zegt hij: ‘Nu weet ik zeker dat de Heer zijn engel heeft gezonden om me uit de handen van Herodes te bevrijden en me te behoeden voor wat het Joodse volk hoopte dat gebeuren zou.’ (Handelingen 12, 11)
Dood van Petrus
Het laatste tafereel dat Petrus’ dood verhaalt, staat niet in de Bijbel.
Petrus is naar Rome gegaan om er het geloof te verkondigen, maar wordt ook daar gearresteerd.
Opnieuw slaagt hij erin zich te bevrijden en te ontsnappen aan de christenvervolgingen van keizer Nero.
Wanneer hij de stad ontvlucht, komt hij – in een visioen – Jezus tegen, die op weg is naar Rome, met het kruis op de schouder.
Petrus vraagt hem: ‘Heer, waar gaat u heen?’ (Quo va-dis, Domine?)
En Jezus antwoordt: ‘Naar Rome, om voor de tweede maal gekruisigd te worden.’
Beschaamd keert Petrus terug naar de stad om daar veroordeeld te worden.
Hij wordt gekruisigd met het hoofd omlaag, omdat hij zich niet waardig acht om dezelfde dood te sterven als Jezus.
Hij zou tijdens de christenvervolging van keizer Nero gestorven en begraven zijn waar nu de Sint-Pietersbasiliek staat.
Jo Broucke