Kring doorbroken
Het laatste hoogtepunt uit de heilsgeschiedenis van Israël dat in deze veertigdagentijd belicht wordt, is de ‘nieuwe uittocht’ of de terugkeer uit de ballingschap.
We horen in de eerste lezing een heilsaankondiging uit het tweede gedeelte van het boek Jesaja.
Daarin komt een anonieme profeet aan het woord die optrad tegen het einde van de Babylonische ballingschap.
Bij monde van de profeet belooft de Eeuwige aan zijn volk een nieuwe uittocht.
Zoals God vroeger een weg heeft gebaand door de zee om zijn volk te bevrijden uit Egypte, zo zal hij nu een weg leggen door de woestijn om zijn volk terug te brengen uit Babylonië.
Het begin van die bevrijding is al te zien.
De Perzische koning Cyrus marcheert met zijn leger naar Babylon.
Aan de Babylonische overheersing komt een einde en de ballingen zullen naar hun land kunnen terugkeren.
In het evangelie is het een ander soort ‘ballingschap’ waaraan een einde komt.
Het gaat over een vrouw die op overspel betrapt is.
Bemerk dat de man met wie ze overspel bedreef, in het verhaal helemaal niet ter sprake komt.
Dat wijst er al op dat vrouwen gediscrimineerd werden in de joodse wetgeving rond huwelijk en seksualiteit.
Vrouwen werden beschuldigd, mannen gingen vrijuit.
Nu wordt deze vrouw bovendien door de Schriftgeleerden en Farizeeën, die zich op de Thora van Mozes beroepen, als middel gebruikt om Jezus op de proef te stellen. Jezus veroordeelt de vrouw niet, en schenkt haar zo haar waardigheid terug.
Jezus heeft wel vaker aan uitgestoten mensen hun waardigheid teruggegeven.
Soms deed hij dat, door hen midden in de kring te plaatsen.
Zo zei hij eens op een sabbat in de synagoge tot een man met een verschrompelde hand: ‘Kom in het midden staan!’ (Marcus 3,3).
Op een andere keer plaatste hij een kind in het midden van de kring van zijn leerlingen (Marcus 9,36).
Door dat gebaar bevrijdde Jezus randfiguren uit hun marginale positie.
Zij mochten weer zichzelf worden en hun plaats innemen in de kring, te midden van de gemeenschap.
Vandaag zijn het de Schriftgeleerden en Farizeeën die de vrouw in het midden van de kring plaatsen.
Maar nu heeft dat gebaar een heel andere betekenis.
Hun kring is geen bevrijdende, tot leven wekkende gemeenschap, maar een dodelijke, knellende band.
Met hun ogen vol minachting en hun dreigend uitgestoken vinger hebben zij de vrouw al ter dood veroordeeld, zij staan klaar om haar te stenigen.
Zij zijn benieuwd of Jezus plaats zal nemen in hun kring.
Maar Jezus breekt die kring open. Hij buigt zich voorover en schrijft op de grond.
Wát Jezus daar schreef en waarom, zal wel voor altijd een open vraag blijven.
Maar het gebaar van zich neer te buigen is veelzeggend.
Daardoor maakt Jezus zich klein en toont hij zich solidair met de diep vernederde vrouw. ‘Laat degene onder u die zonder zonden is, het eerst een steen op haar werpen’, zegt hij dan.
Hij maakt de aanklagers, die zo overtuigd waren van hun eigen gerechtigheid, bewust van hun zondigheid.
Zij verschillen veel minder dan zij dachten van de vrouw die zij veroordelen.
En opnieuw buigt Jezus zich voorover – alsof hij niet wil zien wie het eerst zal reageren…
De Schriftgeleerden en Farizeeën druipen af, de een na de ander, te beginnen met de oudste.
Totdat Jezus alleen achterblijft met de vrouw, ‘die nog midden in de kring stond’ – zo staat letterlijk in vers 9.
De aanklagers zijn weg, maar de vrouw voelt zich nog altijd gevangen in hun veroordelende kring.
Zij staat daar ineengekrompen onder hun dreigende blikken.
Tot Jezus zich opricht – en meteen ook de vrouw opricht en bevrijdt uit haar vernedering: ‘Ook ik veroordeel u niet. Ga heen en zondig van nu af niet meer’.
Het woord en het gedrag van Jezus werken letterlijk ontwapenend en bevrijdend.
Jezus getuigt van de bevrijdende kracht van God zelf, die zijn volk thuisbrengt uit de ballingschap.
Wij worden uitgenodigd om, in zijn spoor, knellende banden te doorbreken en de kring te openen voor elkaar.
Paul Kevers