“Neemt een bisschop wel eens vakantie?” of “Wanneer neemt de bisschop vakantie?” Het zijn vragen die kinderen of jongeren op school mij geregeld stellen. Zij durven dat blijkbaar gemakkelijker te vragen dan volwassenen. De laatsten denken misschien dat een bisschop niet mag of durft antwoorden met: “Ja, ik neem vakantie.”
Trouwens, weinigen weten dat het Wetboek van Kerkelijk Recht voorziet in een jaarlijkse vakantie voor clerici: “Het komt hun (clerici) echter toe dat ze jaarlijks een behoorlijke en voldoende vakantietijd hebben, welke door het algemeen of particulier recht is vastgesteld” (CIC can. 283 §2). Elders bepaalt het Wetboek dat het aan een pastoor is toegestaan “elk jaar voor vakantie ten hoogste één maand, aaneengesloten of onderbroken, uit zijn parochie afwezig te zijn; in die vakantietijd zijn niet begrepen de dagen waarop een pastoor eenmaal in het jaar zich wijdt aan geestelijke inkeer” (CIC can. 533 §2). Kortom: als een bisschop evenveel recht op vakantie heeft als een pastoor, verdient ook hij een paar weken rust per jaar.
Ik kies overigens een mooie begin- en einddatum voor mijn vakantie. Meestal vertrek ik kort na de nationale feestdag van 21 juli. Eenmaal de laatste noten van het Te Deum in de kathedraal zijn gezongen en de organist de laatste registers heeft dichtgeduwd, mag de vakantie voor mij beginnen. Een jaar lang Antwerpen, Vlaanderen of België: het is mij even genoeg geweest! Niet dat ons land te klein is, maar groter mag ook wel eens. Frankrijk bijvoorbeeld. Trouwens, mijn familienaam blijkt van daar te komen (lang geleden). Wie weet, misschien van Bonny-sur-Loire ...
Voor mij geen stadsbezoeken, maar de open natuur. Wandelen of fietsen, met een boek onder een boom. Buiten genieten van de vroege morgen of de late avond. Tot de mussen plaats maken voor de zwaluwen, de zwaluwen voor de vleermuizen, en de vleermuizen voor de sterren. Langzaam de batterij weer laten opladen.
Wanneer keer ik uit vakantie terug? Kort voor het hoogfeest van Maria-Tenhemelopneming, patroonsfeest van Antwerpen, van het bisdom en van de stad. Als dat geen mooie dag is om het nieuwe werkjaar aan te vatten! En om het toe te vertrouwen aan de voorspraak van Maria, onze hemelse Moeder. Ik vraag de ‘Lieve Vrouwe van ons Land’ om het weer een jaar in Vlaanderen waar te maken, samen met collega’s en medewerkers. Vertrekken op de tonen van de Brabançonne en terugkeren op de tonen van het Magnificat: geen reisgids die eraan denkt. Ik kijk er al naar uit.
En wat met de Kerk ondertussen? Op vakantie neem ik een rustige duik in het ‘volk van God’. Het edele volk van de gedoopten. Zonder herkenbare bisschoppelijke tekens, op een versleten kerkstoel, tussen Fransen en vakantiegangers. Met zicht op een beeld van de pastoor van Ars en Theresia van Lisieux. Zomaar in een kleine parochiekerk, tijdens de week of op zondag, waar een gemeenschap samenkomt. Met welke priester? Je kan ervan uitgaan: met ofwel een oude blanke Franse priester ofwel een jonge zwarte Afrikaanse priester. De combinatie is duidelijk: blank en oud, jong en gekleurd. Gaat Vlaanderen dan toch Frankrijk achterna? En na de eucharistie un café of un apéro op het dorpsplein. Met een muzikant op de achtergrond. Het lijkt alsof heel de Kerk wel even op vakantie is. Wie weet: alsof God zelf even op vakantie is. Als God in Frankrijk. Ik kan Hem geen ongelijk geven. En zie er zelf naar uit!
+ Johan Bonny