Zelfvertrouwen
Het jongste kleinkind van mijn zus mag onder streng toezicht even skypen met haar grootheeroom die, na de gebruikelijke koetjes en kalfjes, haar meestal voorleest uit een kinderboek. Ik heb intussen een vreselijke hekel gekregen aan ge-Zoom en ge-Skype en alle olijkheid die daarbij verzonnen wordt. Mijn buren links e-peritieven dagelijks met hun collega’s op het werk en die van rechts nuttigen nog uitsluitend via Zoom met de laptop en de familie op tafel tussen de Nutella en de margarine in. Zelf wacht ik wel tot ik opnieuw levensecht kan klinken met mensen van vlees en bloed, omdat kletsen met elkaar volgens mij alleen op die manier echt lukt. Ik ben zo blij dat ik eens effen niet moet videobellen omdat mijn hersenen tijdens het ge-Zoom veel harder moeten werken en omdat het voortdurend zien van mijn eigen kop, zelfs in een klein rechthoekje, mijn zelfvertrouwen schaadt. Voorheen had ik zoiets alleen ’s ochtends voor de spiegel. Daarom geniet ik van maaltijden face à face met mijn kat, Samedi, op de keukenstoel tegenover. En dat is me al opdringerig gezelschap genoeg, gezien het feit dat hij bij elke beet reikhalzend miauwt om zich ervan te verzekeren dat ik met hem online blijf. Maar voor vijfjarige Lotte wil ik wel extra tijd maken. Ik vraag me af hoe het levenslustige kind het hele coronagedoe beleeft. Van kindsbeen af heb je geleerd dat je moet opletten voor sommige slangen en paddenstoelen omdat ze fataal kunnen zijn, maar niemand zou het tien maanden terug voor mogelijk hebben gehouden aan zijn kinderen te moeten vertellen dat een mensenzoen dodelijk kan zijn. Dat terzijde. Het voordeel van Lotte is dat ze me altijd dwingt om in het cameraoog te kijken. Anders denkt ze dat ik niet met haar bezig ben. En het verhindert mij naar mijn zelfvertrouwen te zoeken in de kleine uitsnijding. Daardoor kwam mijn nek waarschijnlijk wel erg in close-up want Lotte onderbrak mijn lectuur en zei: “Oom Ronald heeft wel erg veel rimpels onder zijn kin.” Ik zag dat ze tegelijk aan haar eigen halsje begon te voelen.
“Oom Ronald, heeft God jou gemaakt?”, vroeg ze. “Ja, lieve Lotte, God heeft me vele jaren geleden gemaakt”, antwoordde ik. Ze pauzeerde even en vroeg: “En heeft God mij ook gemaakt?” “Ja, Lotte, God heeft jou ook gemaakt maar dat is nog maar een beetje geleden!”, antwoordde ik. Opnieuw voelde ze onder haar hals. “God wordt wel beter in mensen maken”, observeerde ze toen.
Ronald Sledsens