Duits
Zijn dochter belde. Of ik het zag zitten om bij haar vader langs te gaan? Precies vijftig jaar geleden was hij mijn leraar Duits, maar we hadden nooit meer van elkaar gehoord. Nu zat hij uitgekankerd rechtop in een bed op de palliatieve. Met dezelfde mooie sprankelende ogen als toen. Terwijl ik verder niets van zijn lijf herkende. Door de opioïden had hij ’s nachts veel dromen en in één ervan had mij gezien. Ik vond het te goedkoop om te vragen of het in een nachtmerrie was. In de retorica was er niet veel belangstelling voor dat ene uurtje Duits, maar ik hing aan zijn lippen en was zijn beste leerling. Door hem ben ik mijn liefde voor de Duitse taal nooit meer kwijtgeraakt. Niet echt verwonderlijk dat hij mij nog wist. Zijn dochter had me gegoogeld en bovendien ontdekt wat ik was. Of ik bereid was om hem te begraven met een mooi ritueel, maar dan wel niet godsdienstig, vroeg hij. “Geen enkel probleem, maar dat komt tien procent duurder, omdat ik dan buiten mijn comfortzone werk. Maar ik breng volgende keer de catalogus mee”, zei ik. “Du bist ein Schlingel”, lachte hij. Ineens was het alsof er tussen die vijftig jaar geen dag had gezeten. Ik was voorbereid en had een gedichtje meegenomen als cadeautje. ‘Laatste gedicht’ van vrijzinnige Hans Andreus. Dit wordt het laatste gedicht wat ik schrijf, nu het met mijn leven bijna is gedaan, de scheppingsdrift me ook wat is vergaan met letterlijk de kanker in mijn lijf, en, Heer (ik spreek Je toch maar weer zo aan, ofschoon ik me nauwelijks daar iets bij voorstel, maar ik praat liever tegen iemand aan dan in de ruimte en zo is dit wel de makkelijkste manier om wat te zeggen), – hoe moet het nu, waar blijf ik met dat licht van mij, van jou, wanneer het vallen, weg in het onverhoeds onnoemelijke begint? Hij keek me vochtig aan en zei: “Dat wil ik in het ritueel, mocht er tegen alle verwachtingen in toch een god bestaan.” Op dat tegen alle verwachtingen in na had ik daarover met hem geen meningsverschil. Ik weet het uiteraard net zomin als hij. We lachten en zwegen nog vijf bezoeken lang en daarna ging hij in coma en zat ik alleen met hem op de kamer. Ik heb hem gezegend op een moment dat ik in mijn comfortzone zat. Mocht er tegen alle verwachting in toch een hemel bestaan, kijkt hij nu heel boos naar mij. En daarna heb ik hem begraven, zonder godsdienst, op het woordje Heer na.
Ronald Sledsens