Geestdrift
Op een dag sprak zijn bovenbuur een taal die hij niet verstond. Maar hij had er als intelligente dertigjarige onderbuur alle vertrouwen in dat hem snel het geheim van die taal zou worden geopenbaard. Het bleek de taal van de progressieve semantische dementie. Zijn vijfenzeventigjarige bovenbuur wauwelde. Schreeuwerig luid meestal. Iets later volgde zwerfgedrag, ongedurigheid en een snijdende honger die vraatzucht werd. Veel voor zijn vrouw die hem zo lang mogelijk in huis wil houden maar uitgeput raakt door de verschroeiende zwaarte. Ze heeft levenslang omdat ze hem niet alleen kan laten en ze kan met hem overdag ook niet buiten omdat hij te hard roept. Iedere avond kom ik in het verhaal als toeschouwer. Tien uur. Ik kan er mijn uurwerk op gelijk zetten. Van achter het raam van de pastorie zie ik aan de overkant van de straat een zeventiger lopen. Hij stoot de meest onbegrijpelijke geluiden uit en loopt voorovergebogen terwijl hij met zijn zolen zwaar de straattegels schuurt. Een dertiger loopt langzaam naast hem. Hij houdt zijn rechterhand tussen de schouderbladen van de man zonder hem aan te raken. Klaar om hem bij de minste struikeling op te tillen. Ze schuiven naar het parkje een eind verderop. De bomen schrikken niet meer van het geroep. Met hun ruisende bladeren zingen ze een lied dat het ruisen in het hoofd van de man beantwoordt. Hij wordt er zo rustig van dat de dertiger hem een paar minuten helemaal alleen in het midden van het grasperkje kan laten staan zonder de afschuwelijke trilling die hij de hele dag over zich heeft. Dan lopen ze terug. Stipt om halfelf. Lange tijd kon je nieuwsgierige blikken achter opzijgeschoven gordijnen zien maar nu is de straat gewoon aan het ritueel van de avondlijke klaagzang. De dertiger is ict’er en heeft een drukke agenda. Maar de wandeling leidt ook hem af. Als de geest van een vijfenzeventiger koud is en versteend, maakt een andere Geest een dertiger soepel en herbouwt op die manier wat is vernield, maakt een, wat is verdeeld. Ik weet niet of de dertiger gelovig is. Ik zie alleen de niet vanzelfsprekendheid in mijn straat om tien uur. Een eindigende oude man als speeltje van natuurwetten die soms mooie dingen maken en dan weer leiden naar af. En Gods oneindige werkelijkheid in de hand en het hart van een jonge. De avond hult zich als een zachte deken over deze geestdrift.
Ronald Sledsens