Na een donker coronajaar kijken we meer dan ooit uit naar licht.
In de dagen voor Kerstmis mochten we in ons bisdom het ‘Licht van Betlehem’ ontvangen. In de tempel van Jeruzalem noemt Simeon het kind Jezus “een licht dat een openbaring zal zijn voor de volkeren, en een glorie voor Uw volk Israël” (Lc 2, 29-32). Dat is het programma van de verkondiging in ‘Handelingen’. We stippen twaalf werken van het universele en blijvende Licht van God aan.
David Godecharle
- Schepping
“Laat er licht zijn!” Zo luidt het eerste woord van God in de Bijbel. Tevoren heerste er chaos, maar God “zag dat het licht goed (tov) was”. Het Licht van de Oorsprong is daarmee een teken van Gods liefdevolle toewending naar de wereld en mensheid (Gen 1, 1-5).
- Advent
Johannes de Doper wordt in de tweede zondag van de adventstijd getypeerd als “een stem die roept in de woestijn” (Jes 40, 3-5). Lucas voegt eraan toe: “alle mensen zullen de redding zien die van God komt.” (Lc 3, 3-6). Johannes zal getuigen van het Licht, dat Jezus is (Joh 1, 6-8).
- Kerstmis
Om de komst van Jezus te verbeelden, grijpt de evangelist Johannes terug naar het verhaal van de schepping. Jezus is het Woord van God. “Wat ontstaan was, had leven in hem, en het leven was het licht van de mensen.” Jezus is “het ware licht, dat elke mens verlicht en in de wereld moest komen” (Joh 1, 1-5.9. Zie ook Jes 52, 7-10).
- Epifanie
Dat de drie ‘magiërs’ uit het kerstverhaal van Matteüs (2, 1-23) de traditie zijn ingegaan als ‘koningen’ heeft te maken met de onderliggende tekst van Jes 60, 1-6 over het nieuwe Jeruzalem: “Sta op en schitter, want uw licht is gekomen, de glorie van de HEER komt over U. […] En volkeren komen naar uw licht, koningen naar de glans van uw dageraard […] Alle bewoners komen uit Seba, met goud en wierook beladen, zij verkondigen de lof van de HEER.”
- Lichtmis
Simeon is een “vroom en rechtvaardig man”, die “de vertroosting van Israël verwachtte” (Lc 2, 25). “Zoals een moeder haar kind troost”, zo zal God Israël troosten, zegt Jes 66, 13. Zo intiem kan het Licht van God zijn.
- Leven van Jezus
“Ik ben het licht van de wereld. Wie mij volgt, gaat zijn weg niet in de duisternis, maar zal het ware levenslicht bezitten.” (Joh 8, 12) Licht is een relationeel begrip. Het gaat om leven en navolging.
- Goede Vrijdag
Op het kruis “werd het donker in het hele land” en “doofde de zon uit” (Lc 23, 44-45). Toch weet Johannes van meet af aan: “Het licht schijnt in de duisternis, en de duisternis kon het niet aan.” (Joh 1, 5) Op het kruis zal Jezus zijn “liefde betonen tot het uiterste” (Joh 13, 1).
- Pasen
De tocht naar het Licht is prominent in de paaswake. De universele betekenis van Pasen ligt in de opdracht van de verrezen Jezus aan zijn leerlingen besloten: bekering verkondigen “aan alle volken” (Lc 24, 47), en getuige zijn “tot het uiteinde van de aarde” (Hnd 1, 8).
- Pinksteren I en II
Na de hemelvaart van Jezus ontvangen de leerlingen de beloofde ‘kracht van boven’. Petrus duidt: “Voordat de dag van de Heer komt, de grote en stralende dag”, zal God zijn “Geest uitgieten over alle mensen” (Hnd 2, 16-21; Joël 3, 1-5). Na zijn visioen en ontmoeting met de honderdman beseft Petrus dat “de Heilige Geest ook over de volkeren uitgegoten” wordt (Hnd 10, 45). Het ‘pinkstert’ meer dan eens in Handelingen.
- Paulus
In Pisidië formuleert Paulus zijn ‘opdracht’ van de verrezen Jezus: “Ik heb u opgesteld als een licht voor de volkeren, om tot heil te zijn tot het uiteinde van de aarde.” In de tempel sprak Simeon dezelfde Jesaja-profetie (49, 3) uit over het kind Jezus. Jezus draagt zijn universele zending op Paulus over.
- Bestemming
Ook in het slot van de Bijbel is er Licht, het Licht van de Bestemming. Het nieuwe Jeruzalem, de stad die God aan het einde van de tijd aan de mensheid zal schenken, “heeft het licht van zon en maan niet nodig, want de luister van God verlicht haar en haar lamp is het Lam” (Opb 21, 23). Het Licht als een teken van Gods universele liefde omspant de hele Bijbel.
- En wij?
Vandaag is het aan ons om het Licht van God en het evangelie door te geven, of eerder: erin te zijn, leven en delen. In het Bijbelse spreken hoort daarbij een stevig appel om te “zien”. Op het einde van Handelingen waarschuwt Lucas voor het “kijken en kijken, maar niet zien” (Hnd 28, 26-27). Zullen we het zien, het Licht van God, het Licht voor de wereld, het Licht in de ander?