Wat te maken heeft met God, staat meestal in drievoud. Zo ook de goddelijke deugden: geloof, hoop en liefde. Hadden het vier of vijf goddelijke deugden kunnen zijn? Ongetwijfeld. Alle deugden spreken van God. Maar drie rijmt op God. Omdat God gemeenschap is, geen koppel en geen club(je). Wat houdt een gemeenschap samen? Dat minstens drie personen elkaar blijven aankijken met geloof, hoop en liefde. Niet één goddelijke deugd per goddelijke persoon, maar drie goddelijke personen met elk drie goddelijke deugden. Dat schept leven en relatie, tijd en eeuwigheid. Daarop raakt niemand ooit uitgekeken.
In zijn bundel De kleine hoop omschrijft de Franse schrijver Charles Péguy (1873-1914) de hoop als het zusje van de liefde en het geloof. Beide grote zussen houden hun zusje bij de hand en leiden het voort. Of is dat gezichtsbedrog? “Het geloof, zegt God, waar ik het meest van hou, de liefde waar ik het meest van hou, is de hoop”, besluit Péguy zijn gedicht. “Geloof, dat verwondert me niet. Liefde, dat is geen wonder. Maar de hoop, dat is haast niet te geloven. Ikzelf, zegt God, ik ben ervan ondersteboven.”
Een werkwoord
Hoe spreken wij het woord ‘hoop’ uit? Nu eens heel angstig, als reddingswerkers na een aardbeving: ‘Bestaat onder dat puin nog wel hoop op leven?’ Dan weer heel blij, als een zieke na goed nieuws: ‘De dokter ziet weer hoop voor mij.’ Soms kan hoop hol klinken: ‘Als we er samen voor gaan, is er straks terug hoop op zuivere oceanen, vol vissen zonder kunststof in de maag.’ Of heel belerend: ‘Met minder wagens op de weg, is er hoop op meer gezonde lucht.’ Onze hoop is soms erg persoonlijk: ‘Als het maar weer goedkomt tussen mij en mijn partner …’ Op andere dagen is ze erg maatschappelijk: ‘Wat rest nog van onze hoop op een wereld van rechtvaardigheid en vrede?’
Bovendien is ‘hopen’ een werkwoord dat we kunnen vervoegen: ik hoop, jij hoopt, hij/zij hoopt, wij hopen, jullie hopen, zij hopen. Telkens krijgt ‘hopen’ een andere kleur en inhoud. Hopen we allen hetzelfde? Soms wel, soms niet. Hopen we wat God hoopt? Soms wel, soms niet. Hoe dapper ook, het kleine meisje ‘hoop’ heeft haar grote zussen echt wel nodig. Zonder geloof en zonder liefde redt ze het niet.
Is er ‘hoop’ voor de Kerk? Het is een vraag die leeft bij velen. Voor wie gelooft in Jezus Christus en voor wie de Kerk liefheeft, is het moeizaam stappen. Zijn er dan geen tekens van hoop? Toch wel. Ik ontwaar een stevig teken van hoop in het driejarige synodaal proces dat paus Franciscus op 9 oktober in Rome op gang heeft getrokken. Wereldwijd nodigt hij alle gelovigen uit om met elkaar te spreken en hun verwachtingen voor de Kerk met elkaar te delen. Zoveel goede inzichten en oprechte verwachtingen liggen immers begraven onder dikke lagen van wantrouwen en ontgoocheling. Durft ‘ik hoop’ nog te spreken met ‘jij hoopt’? Durft ‘wij hopen’ nog te luisteren naar ‘zij hopen’. En ja: voor dat gesprek zijn zowel extra geloof als extra liefde nodig. Spreken vraagt meer geloof dan zwijgen. En luisteren vraagt meer liefde dan overtuigen.
Uitzien naar een wonder
Binnenkort begint de advent. De jaarlijkse tijd van voorbereiding op het feest van Kerstmis. Vier weken voor het kleine meisje ‘hoop’. Uitzien naar een wonder, niet groter – en vooral niet kleiner – dan een kind. Wat is immers mooier dan een kind te mogen ontvangen? De mooiste hoop van de mensheid!
+ Johan Bonny