Steden in het boek "Handelingen" | Kerknet
Overslaan en naar de inhoud gaan

Recent bezocht

Bekijk je recent bezochte microsites, auteurs en thema's
kerknet
  • Hulp
  • Startpagina portaal
  • Mijn parochie
  • Aanmelden of registreren
Menu
  • Startpagina
  • Kerk
  • Vieringen
  • Shop
  • Zoeken
Relevant

Relevant

  • Startpagina
  • Contacten
  • Zoeken
  • Meer
    • Zoeken
    • Wat is Relevant? Inhoud Redactie Abonnement Archief

Steden in het boek "Handelingen"

icon-icon-artikel
Gepubliceerd op dinsdag 26 januari 2021 - 9:15
Afdrukken
JERUZALEM
CAESAREA
HET MYTHISCHE TROJE
ATHENE, CULTURELE HOOFDSTAD
EFEZE EN PAULUS’ TESTAMENT
NAAR ROME

 

JERUZALEM

 Begin en centrum van handelingen

Het verhaal van het boek ‘Handelingen van de Apostelen’ speelt zich af in een hele reeks steden, die er ten tijde van het verhaal totaal anders uitzagen dan vandaag. In het besef dat de geografie van de Bijbel ook in dienst staat van de boodschap die de Bijbelschrijvers willen verkondigen, wil deze reeks niet een beeld reconstrueren van hoe die steden er toen hebben uitgezien, maar eerder peilen naar de betekenis die deze plaatsen hebben in het verhaal. We openen met de stad waarin het verhaal begint: Jeruzalem. Jeruzalem, begin en centrum van het boek ‘Handelingen’, is de stad waar de troon van Gods koningschap staat en waar Gods volk leert te leven als een familie van zussen en broers verzameld uit alle volkeren.

Hendrik Hoet


Stad Gods
“Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt en stenigt wie naar haar toe zijn gestuurd! Hoe vaak heb Ik je kinderen niet bijeen willen brengen zoals een hen haar kuikens onder haar vleugels hoedt, maar jullie hebben het niet gewild!”, klaagt Jezus in het centrum van het evangelie volgens Lucas. Anders dan de evangelies volgens Mattëus en Marcus begint en eindigt het Lucasevangelie, net als Handelingen, in Jeruzalem, en meer bepaald in de tempel van deze hoofdstad van Gods volk (cfr. Lucas 1, 9 en 24, 53). In Jeruzalem staat de troon van de Messias die de vrede zou brengen voor alle volkeren. Daar moet Jezus zijn, ook al werd zijn troon een kruis buiten de stad. En daar zijn ook de leerlingen bijeen na Jezus’ heengaan.

Maar in Handelingen treffen we de leerlingen aan in een bovenzaal van een huis (Hnd 1,12). Ook eindigt het tweede boek aan Gods vriend – Theofilus – in een huis: het huis waarin Paulus onder huisarrest verblijft en het evangelie “vrijmoedig en ongehinderd” verkondigt. Het volledige verhaal van de twee boeken – het Evangelie volgens Lucas en Handelingen – aan ons, vrienden van God, begint dus in de tempel van Jeruzalem, hoofdstad van Gods volk, en eindigt in een huis in Rome, hoofdstad van “de volkeren”. Het eerste boek (Lucas) vertelt hoe het koningschap van God in de gestalte van Jezus in Jeruzalem komt en het tweede boek (Handelingen) hoe het verder verspreid wordt door Jezus’ leerlingen onder alle volkeren.

Wanneer Jezus Jeruzalem binnenkomt, weent Hij over de stad (Lucas 19, 41) en jaagt Hij uit de tempel wie er een asielplaats voor rovers van maken. Een tempel was in de oudheid een afgebakende ruimte waar in openlucht offers werden opgedragen voor een gebouw waarin het godsbeeld stond. In het gebouw op het tempelplein van Jeruzalem stond echter geen beeld van God, wel zijn troon: de ark, waarin de twee stenen tafelen bewaard werden. Het tempelplein van Jeruzalem was afgeboord met zuilengalerijen, waaronder werd recht gesproken en lesgegeven. Daar heeft ook Jezus zijn onderricht gegeven en daar troffen later ook zijn leerlingen elkaar. Op het plein waren ook wisselkantoren om vreemd geld te wisselen in de munt waarmee de tempelbelasting moest worden betaald en blijkbaar werden daar ook offerdieren gekocht en verkocht.

Het Evangelie legt Jezus de beschrijving in de mond van wat in 70 na Christus gebeurd is: de tempel die Herodes tot een van de mooiste gebouwen uit die tijd heeft laten vergroten en verfraaien, wordt platgebrand en de stad geplunderd en verwoest. De Joden – volgelingen van Jezus of niet – vragen zich af of Gods koningschap nog “voor deze tijd” was (Hnd 1, 6). De Messiaanse vrede lijkt verder weg dan ooit, nu de pax Romana Gods volk nog meer in de greep van de keizer van Rome houdt. Handelingen vertelt hoe Gods koningschap toch gestalte krijgt dankzij de getuigen die het beleven, eerst in Jeruzalem en dan onder alle volkeren.

Mijn getuigen in Jeruzalem (Hnd 1,8)

Heel het eerste deel van Handelingen van de Apostelen – zeven van de 28 hoofstukken, een vierde deel dus van het hele boek – speelt zich af in Jeruzalem. Daar worden de leerlingen vervuld van Jezus’ Geest en leeft de eerste christelijke gemeenschap “eensgezind” en zonder dat iemand iets tekortkomt. Vóór de verwoesting van de tempel in 70 na Christus gingen de leerlingen nog dagelijks naar de tempel (2, 46) om er te bidden en offers op te dragen. De “Schone Poort” (3, 2) was een poort aan de oostkant van de tempel in het midden van de zuilengang van Salomo. Deze poort gaf toegang tot het tempelplein voor wie van de Olijfberg kwam. Die poort lag in het verlengde van de toegang tot het altaar en het “heilige der heiligen”. Het is niet zeker dat ze zich op de plaats bevond waar de huidige dichtgemetselde “Gouden Poort” in de stadsmuur rond het oude Jeruzalem staat.

Terwijl de apostelen op het tempelplein van Jezus getuigen, worden ze er aangehouden. Dan leert de christelijke gemeenschap hoe te bidden in de vervolging (4, 24-30). In Jeruzalem ondervinden de leerlingen ook dat schijnheiligheid een veel gevaarlijkere bedreiging vormt voor het leven van de gemeenschap dan de vervolging: het bedrog van Ananias en Saffira uit gebrek aan vertrouwen (5, 1-11) leidt veel eerder en tot tweemaal zoveel doden dan de vervolging van buitenaf (Hnd 7)! Ook in Jeruzalem leren de leerlingen conflicten op te lossen tussen volksgenoten van verschillende culturen (Hnd 6).

Handelingen haalt de vervolging aan als reden waarom de leerlingen “verstrooid worden” in Judea en Samaria. Het wordt de kans om het Evangelie te verspreiden. De apostelen blijven die verspreiding volgen vanuit Jeruzalem (8, 14-25) en de bekeerde Saulus passeert er (9, 26-29). Wanneer Petrus na de doop van een familie in Caesarea terug in Jeruzalem komt, moet hij er zich voor dat doopsel verantwoorden. Het huis van Maria en Johannes-Marcus bevindt zich ook in Jeruzalem, maar in heel hoofdstuk 12 wordt de naam van Jeruzalem slechts vermeld als de plaats van waaruit Barnabas en Saulus worden uitgezonden (12, 25v.).

Volk uit de volkeren
Het centrale hoofdstuk (Hnd 15) brengt ons opnieuw in Jeruzalem voor een levensbelangrijk overleg dat de toekomst van de Kerk bepaalt. Er is immers een conflict ontstaan in Antiochië tussen christenen van farizese overtuiging en christenen die met Paulus en Barnabas een andere mening toegedaan zijn. Het conflict gaat over de voorwaarden om toe te treden tot het volk van God. Vanuit goede farizese traditie vinden leerlingen die gedoopt zijn in Jezus’ naam, dat mannen maar als volwaardig lid van Gods volk erkend kunnen worden als ze besneden zijn. Paulus en anderen oordelen echter dat het doopsel volstaat voor wie als niet-Jood wil aansluiten bij het volk van Israël door Jezus als de Messias te aanvaarden en in Jezus’ Geest de Tora te beleven.

Dat was geen gemakkelijke ‘strijdvraag’ want ze raakt de grondslagen van de trouw aan het verbond en van de identiteit van het volk van God. Voor vrome Joden moet dat geklonken hebben alsof men vandaag zou stellen dat moslims of boeddhisten christen kunnen worden zonder zich te laten dopen. Voor de farizeeën was de besnijdenis een kwestie van gehoorzaamheid aan Gods woord. Voor Paulus bestond de dienst van God uit liefhebben van en zoals Jezus. De vraag was dus of niet-Joden die tot Gods volk wilden behoren zich ook moesten houden aan alle praktijken die de farizeeën wezenlijk vonden zoals de besnijdenis, het onderhouden van de sabbat en het naleven van de reinheidsvoorschriften of volstond de liefde zoals Jezus die had voorgeleefd?

Dus de vraag wordt voorgelegd aan de apostelen en oudsten in Jeruzalem. Na het uitwisselen van ervaringen en raadplegen van de Schriften wordt een regeling getroffen om de samenleving mogelijk te maken van besneden en onbesneden volgelingen van Jezus, vermits God zelf zich een volk verzamelt uit alle volkeren (15, 14).

Na dat ‘apostelconcilie’ keert het verhaal pas naar Jeruzalem terug met Paulus in hoofdstuk 21, dus aan het begin van het laatste kwart van het boek Handelingen. Paulus wordt er beschuldigd ontrouw aan de Tora te prediken. Tijdens een tumult dat daarover op het tempelplein ontstaat, wordt hij door de Romeinen aangehouden. Na een verhoor voor de hoge Joodse Raad – het sanhedrin – krijgt hij van de Heer zelf te horen dat hij geroepen is om in Rome van Hem te getuigen zoals hij dat in Jeruzalem heeft gedaan (23, 11). De rest van het verhaal volgt Paulus naar Rome. Waar hij onderricht geeft, niet meer in een tempel, maar bij hem thuis. God is niet meer gediend met offers in de tempel (Lucas 1, 9), maar Hij woont waar mensen uit alle volkeren in liefde samenwonen.

 

 

CAESAREA

Vooruitblik op het eindstation

Het verhaal van het boek ‘Handelingen van de Apostelen’ speelt zich af in een hele reeks steden, die, in de tijd dat het verhaal zich afspeelde, er heel anders uitzagen dan vandaag. In het besef dat de geografie van de Bijbel ook in dienst staat van de boodschap die de Bijbelschrijvers willen verkondigen, wil deze reeks over enkele van die steden niet zozeer een beeld reconstrueren van hoe ze er toen hebben uitgezien, maar eerder peilen naar de betekenis die deze plaatsen hebben in het verhaal. Een stad die op enkele scharnierplaatsen in het verhaal genoemd wordt, is Caesarea, die door haar naam alleen al vooruitwijst naar het keizerlijke Rome – eindstation van het boek ‘Handelingen’.

Hendrik Hoet

Er waren in de Romeinse tijd meerdere steden die Caesarea heetten, zo genoemd naar de Romeinse keizer, zoals Caesarea Philippi in Galilea (Marcus 8, 27; Matteüs 16, 13). Caesarea Maritima (of Caesarea aan zee, ook Caesarea Palaestina genoemd) was een havenstad aan de Middellandse Zee tussen het huidige Haifa en Tel Aviv in Israël. Herodes de Grote had dat oude havenstadje uitgebouwd tot de tweede grootste stad van het Joodse land en naar keizer Caesar Augustus herdoopt. In de haven was plaats voor driehonderd schepen. Herodes liet er aan de kust ook een paleis optrekken als zomerresidentie. De ruïnes ervan zijn vandaag nog te bezichtigen naast die van een hippodroom, een gerestaureerd Romeins theater en de indrukwekkende resten van een Romeins aquaduct, dat water aanvoerde vanuit het Karmelgebergte. Je ziet er ook nog resten van de middeleeuwse kruisvaardersstad.

Toen Judea in het jaar 6 na Christus een Romeinse provincie werd, kozen de Romeinse bestuurders, zoals Pilatus, Caesarea als hun residentie en Herodes’ paleis in Caesarea als hun pretorium. Was Jeruzalem in de ogen van de Joden de hoofdstad, in de Romeinse tijd zetelde de Romeinse gouverneur meestal in Caesarea. Omwille van het aangenamere klimaat of omwille van de haven? Slechts voor de Joodse feesten of andere officiële gelegenheden verbleven ze in Jeruzalem. Zo kwam Pilatus uit Caesarea naar Jeruzalem tijdens het paasfeest waarop hij Jezus liet kruisigen.

Alleen al door zijn naam is Caesarea in Handelingen de ‘voorpost’ van Rome. Naar datzelfde Caesarea vertrok de ‘collaborerende’ Herodes Agrippa I, kleinzoon van Herodes de Grote, nadat hij eerst Johannes’ broer Jakobus had laten vermoorden en daarna ook de cipiers die niet hadden kunnen beletten dat Petrus uit de gevangenis was bevrijd (Hnd 12, 19). Herodes werd daar “door een engel van de Heer geveld omdat hij God niet de verschuldigde eer had bewezen” (12, 23).

In Handelingen wordt de stad Caesarea vijftien keer genoemd. De eerste keer (8, 40) als de plaats waar Filippus – een van de zeven (6, 3) – aankwam, toen alle leerlingen van Jezus “verspreid werden over Judea en Samaria met uitzondering van de apostelen” (8, 1) als gevolg van de hevige vervolging die nog dezelfde dag van de steniging van Stefanus tegen de gemeenschap losbrak. Met dat uitwaaieren begint de tweede etappe van de verspreiding van het Evangelie volgens de opdracht die Jezus gaf in het begin van het tweede boek aan Teofilus, zoals Handelingen ook wel genoemd wordt: “jullie zullen van Mij getuigen in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria en tot aan de uiteinden van de aarde” (1, 8). Heel het eerste deel van het boek (Hnd 1-7) vertelt het getuigenis in Jeruzalem. Met de vervolging die losbrak met de moord op Stefanus, begint het getuigenis in Judea en Samaria, niet omdat de leerlingen een “missie” gepland hadden, maar omdat de vervolging hen deed wegvluchten uit Jeruzalem.

Zo had Filippus dus in Samaria de Messias verkondigd en op de weg tussen Jeruzalem en Gaza de Ethiopische beheerder van de koninklijke schatkist gedoopt, vooraleer een engel hem op de weg naar Caesarea zette. Daarna volgt het verhaal van Saulus in Damascus, dat eindigt met zijn vlucht uit deze stad naar Jeruzalem. Maar ook daar beraamden ze een aanslag op zijn leven zodat hij over Caesarea (9, 30) naar Tarsus werd gestuurd. Inmiddels bloeit de gemeenschap in heel Judea, Galilea en Samaria. Nu kan blijkbaar de derde etappe (= “tot aan de uiteinden der aarde”) beginnen met Petrus, die eerst nog genezingen doet in Lydda en Joppe.

Vervolgens vertelt Handelingen uitgebreid hoe een Romeinse officier uit het leger van de vijand in Caesarea Petrus uit Joppe laat halen om hem het Evangelie te laten uitleggen en hem met heel zijn “huis” te dopen in Jezus’ naam. Voor het eerst wordt hier in het ‘hol van de leeuw’ een militair uit het bezettingsleger opgenomen in het volk van God! Opnieuw is dat niet het resultaat van een goed voorbereid missionair project van een of andere kerkelijke synode, maar de vrucht van het gebed dat doet dromen zoals God droomt: voorbij de grenzen van rein en onrein, van vriend en vijand. En daar in Caesarea daalt de Geest neer en doet niet alleen Joden uit alle windstreken de nieuwe taal van de liefde spreken (Hnd 2), maar ook mensen uit andere volkeren (Hnd 10). Wat Petrus hier begrepen heeft, moet hij in het lang en het breed gaan uitleggen in Jeruzalem, waar ze blij zijn dat God ook de vijandige volkeren de gelegenheid geeft om zich tot nieuw leven te bekeren.

Na het belangrijke overleg van apostelen en oudsten in Jeruzalem – centraal in het verhaal van Handelingen – reist Paulus opnieuw af om Joden en “Grieken” te verenigen in het éne volk van God (cfr. 15, 14). Bij zijn terugkeer naar Jeruzalem gaat hij in Caesarea aan land (18, 22), vooraleer hij vanuit Antiochië voor de derde keer op missiereis vertrekt.

Zoals na zijn vorige reizen keert Paulus ook ditmaal terug naar Jeruzalem. En weer gaat zijn weg over Caesarea. Daar verblijft hij bij Filippus, dezelfde evangelieverkondiger, een van de zeven, die in Handelingen (8, 40) in Caesarea was aangekomen. We vernemen terloops dat Filippus vier ongehuwde dochters heeft die de gave van de profetie hebben. Maar het is een ander profetisch begaafde man, Agabus, die voorzegt dat Paulus in Jeruzalem “zal worden vastgebonden door de Joden, die hem aan de volkeren zullen uitleveren” (21, 11). De christenen van Caesarea proberen tevergeefs Paulus te weerhouden naar Jeruzalem af te reizen. In de stad waar de eerste vijand van Gods volk in het messiaanse volk werd opgenomen, verklaart Paulus zich bereid te sterven omwille van de Messias.

Met Paulus’ aankomst in Jeruzalem belanden we in het laatste deel van het verhaal, dat de laatste zeven hoofdstukken beslaat van het tweede boek aan Teofilus. Op het tempelplein in Jeruzalem wordt Paulus aangehouden onder de beschuldiging dat hij “zich keert tegen het Joodse volk en tegen de Tora en de tempel”. Vergelijk dat met de beschuldigingen die tegen Stefanus werden geuit (6, 13v). Paulus zou bovendien de tempel ontwijd hebben door er onbesneden “Grieken” mee te hebben binnengebracht (21, 28). Hij wordt gevangengezet en verhoord door het sanhedrin. Om hem te redden van een geplande moordaanslag wordt hij door de Romeinse overheid overgebracht naar een cel in het pretorium van Herodes in Caesarea (23, 12-35).

In Caesarea wordt Paulus zoals Jezus “van Pontius naar Pilatus” gestuurd – alleen wordt Jezus in het Lucasevangelie eerst door Pilatus verhoord, die Hem vervolgens doorstuurt naar de Joodse koning Herodes, die Hem dan weer onverrichter zake naar de Romeinse gouverneur terug laat brengen. Zo wordt een parallel geschapen tussen beide lijdensverhalen. Paulus wordt eerst verhoord door de Romeinse procurator Felix, vervolgens door de Joodse koning Herodes Agrippa II, tot ten slotte Festus, opvolger van Felix, Paulus op een transport naar Rome zet. Dat laatste omdat Paulus zelf een beroep gedaan heeft op de keizer om te vermijden dat Festus hem terug naar Jeruzalem zou brengen en hij onderweg daarheen zou worden vermoord.

Zo vertrekt Paulus als gevangene per schip uit de haven van Caesarea. Na vele avonturen belandt hij ten slotte in Rome om daar in de hoofdstad van de volkeren het Evangelie van Gods heerschappij over besnedenen en onbesnedenen door koning Jezus te verkondigen.

 

 

HET MYTHISCHE TROJE

Scharnierpunten in de Handelingen

Het verhaal van het boek ‘Handelingen van de Apostelen’ speelt zich af in een hele reeks steden, die, in de tijd dat het verhaal zich afspeelde, er heel anders uitzagen dan vandaag. In het besef dat de geografie van de Bijbel ook in dienst staat van de boodschap die de Bijbelschrijvers willen verkondigen, wil deze reeks over enkele van die steden niet zozeer een beeld reconstrueren van hoe ze er toen hebben uitgezien, maar eerder peilen naar de betekenis die deze plaatsen hebben in het verhaal. In deze derde aflevering vergezellen we Paulus tweemaal naar de mythische stad Troje.

Hendrik Hoet

‘Troas’ zegt je waarschijnlijk niet veel. Het is de naam die het noordwestelijke schiereiland van Klein-Azië aan de Dardanellen in de oudheid droeg. Destijds maakte het deel uit van de provincie Mysië, vandaag van Turkije. De streek draagt dezelfde naam als de stad die nu een geheel van ruïnes is op enkele tientallen kilometers van Troje. De naam Troje doet ongetwijfeld wel een belletje rinkelen. Troje: het antieke Ilion, waar de Trojaanse oorlog werd uitgevochten. Het Trojaanse paard. De wrok van de helmboswuivende Achilles, beschreven in de Ilias door Homerus. Aeneas, die vanuit Troje na tal van omzwervingen, bezongen door Virgilius, de streek Latium in Italië bereikt, waar zijn nakomelingen Rome stichten. Julius Caesar heeft zelfs een tijdje overwogen de zetel van de Romeinse regering naar Troas te verplaatsen.

Dat alles behoorde tot de culturele bagage van de lezers van Handelingen in de tijd dat dit boek geschreven werd. En wat die lezers ook geleerd hadden, was dat de Perzische koning Xerxes in 480 voor Christus bij Troje een offer had gebracht vooraleer hij de Hellespont overstak om Griekenland te veroveren (wat hem desondanks niet gelukt is!). Toen Alexander de Grote in mei 334 voor Christus op zijn veldtocht vanuit Macedonië in omgekeerde richting de Hellespont overstak, plantte hij daar zijn lans in de grond en trok hij op ‘bedevaart’ naar de ruïnes van Troje om er een kroon te leggen op de graftombe van Achilles. Zo gaf hij zich uit voor een nieuwe Achilles. Enkele jaren later (rond 310 voor Christus) stichtte Antigonus, een generaal van Alexander, ten zuiden van Troje de havenstad Antigonea Troas, later omgedoopt tot Alexandrea Troas.

Verkondiging
In zijn tweede brief aan de Korintiërs getuigt Paulus dat de Heer hem in Troas deuren heeft geopend voor de verkondiging van het Evangelie. Omdat hij er Titus niet aantreft, blijft hij er niet en trekt hij verder naar Macedonië (2 Korintiërs 2, 12v). En in zijn tweede brief aan Timoteüs laat Paulus aan zijn “beminde kind” en medewerker vragen zijn mantel, boeken en perkamenten mee te brengen die hij bij Karpos in Troas had achtergelaten (2 Timoteüs 4, 13).

Heilige Geest
In Handelingen komt Troas op twee scharnierpunten ter sprake. De eerste keer is dat wanneer Paulus na het overleg met de apostelen en de oudsten in Jeruzalem op zijn tweede missiereis de leerlingen gaat bezoeken in de steden waar hij op zijn eerste zendingsreis het Evangelie heeft verkondigd (cfr. Hnd 15, 36). Nadien wil hij doorreizen naar de provincie Asia – in tegengestelde richting langs de pelgrimsweg die van Efeze naar Jeruzalem leidt – maar “de Heilige Geest” belet dat (16, 6). Daarom slaat hij met Timoteüs af naar het noorden door Frygië en Galatië met de bedoeling de streek Bithynië te bereiken met haar steden aan de kust van de Zwarte Zee. Maar ook daar steekt de Heilige Geest een stokje voor, verhaalt Handelingen (16, 7). Daarom trekken ze door Mysië terug oostwaarts naar de kust in Troas (16, 8). Hiermee wordt opnieuw duidelijk dat de verspreiding van het Evangelie niet het resultaat is van menselijke missionaire projecten. De ‘Heilige Geest’ en niet Paulus en zijn medewerkers bepalen de weg die het Woord gaat.

In Troas ziet Paulus ’s nachts in een visioen “een Macedonische man” die roept: “Steek over naar Macedonië en help ons” (16, 9).  De man die om hulp roept, wordt niet “een Europese man” genoemd, en evenmin “een westerling”. Het gaat hier niet om de oversteek van Azië naar Europa, noch van het oosten naar het westen, zoals sommige commentaren verkeerdelijk suggereren. Is die “Macedoniër” Alexander, zoon van Filippus, waarmee Het eerste boek van de Makkabeeën opent (1 Makkabeeën 1, 1;  zie ook 2, 6)? Alexander de Grote is in de ogen van de Joden de ‘grondlegger’ van het hellenisme, van de cultuur van de ‘Grieken’. Het hellenisme vormde de grootste bedreiging voor Israël en voor de dienst van de ware God, zoals niet alleen blijkt uit de boeken Makkabeeën, maar ook uit Wijsheid van Salomo en Wijsheid van Jezus Sirach. De ‘Grieken’ staat in het Nieuwe Testament vaak voor alle vijandige volkeren (goyîm) die het bestaan van Israël bedreigen. Sinds 63 voor Christus zijn dat in de eerste plaats de Romeinen. ‘De Macedonische man’ vertegenwoordigt dus zowel de hellenistische cultuur als het Romeinse keizerrijk dat zijn stamboom terugvoert tot Aeneas van Troje.

Het moet voor de Jood Paulus erg onwezenlijk geleken hebben: terwijl de Judeeërs al jaren God om hulp schreeuwen en bidden om een Messias die hen zou bevrijden uit de greep van de Romeinse overheersers, ziet hij in zijn droom die vijand van Israël, de vertegenwoordiger van de (heidense) “volkeren”, die hem, kleine Jood (‘Paulus’ betekent ‘klein, gering’) om hulp smeekt! Paulus begrijpt meteen “dat God ons geroepen had om aan hen” in Macedonië – niet in Europa – “het Evangelie te brengen” (16, 10). Dat Evangelie is niet het goede nieuws dat een sterke Messias het Romeinse leger zal verslaan of heeft verslagen, maar wel dat een gekruisigde Messias de vijandschap heeft overwonnen door Joden en ‘Grieken’ te verzamelen in één familie rond dezelfde feesttafel. Dát is het Evangelie dat Paulus brengt bij de Grieken in Macedonië (Filippi en Tessalonika), in Achaje (Athene en Korinte) en in Asia (Efeze).

Vredebrenger
Van zijn farizese leermeesters leerde Paulus dat de Joden zich ver dienden te houden van de ‘Grieken’ (*goyîm*) met hun afgodendienst. Om de komst van de Messias te bespoedigen, dienden de leden van Gods volk zich strikt te houden aan Gods geboden en verboden en zich niet te verontreinigen door omgang met de ‘heidenen’. Hun interpretatie van Gods Tora werd zo een geestelijke muur tussen Gods volk en de afgodendienaars. Tot Paulus begrijpt dat de Messias die muur heeft neergehaald om vrede te brengen tussen alle kinderen van de éne Vader (cfr. Efeziërs 2, 14). Alleen deze strategie – die Joden en hun vijanden rond de éne familietafel van de Vader verzamelt – zal de oorlog kunnen voorkomen die tot de ondergang van het Joodse volk zou leiden (cfr. Johannes 11, 50).

Geluksvogel
Het tweede scharnierpunt in het verhaal van Handelingen dat zich in Troas afspeelt, is wanneer Paulus op terugweg van zijn derde zendingsreis er zeven dagen halthoudt (20, 6), misschien wel bij Karpos (zie 2 Timoteüs 6, 13). “Op de eerste dag van de week” viert Paulus er eucharistie met de plaatselijke gemeenschap in een bovenzaal op de derde verdieping. Tijdens zijn homilie valt Eutuchos (wat ‘geluksvogel’ betekent) uit het raam en is op slag dood. Paulus wekt hem tot leven en vervolgt de liturgie met het breken van het brood. Bemerk hoe het verhaal is opgebouwd. Als Eutuchos dood blijkt te zijn, gaat Paulus naar beneden, gaat op hem liggen, omarmt hem en zegt: “Hij leeft.” Daarna gaat hij terug naar boven, breekt het brood en zet zijn “gesprek” voort gedurende de rest van de nacht. De volgende morgen “brachten ze de jongen levend” (20, 12). Het verhaal van de ‘verrijzenis’ van de jongen (verzen 10 en 12) omkadert het verhaal van de liturgie met broodbreking en “woord- deling” (vers 11). Als om te zeggen dat  de eucharistie met zijn woorddienst en broodbreking betekent: verrijzenisleven voor wie door hun gebrek aan waak- zaamheid de dood tegemoet leven.

Paulus’ laatste avondmaal
Dat verhaal is in zekere zin Paulus’  “laatste avondmaal” (vgl. Lucas 22, 7-20). In Milete houdt hij zijn afscheidsrede (Hnd 20; vgl. Lucas 22, 21-38). In Jeruzalem wordt hij aangehouden en een eerste maal verhoord. In Caesarea nogmaals. Daar doet hij een beroep op de keizer en wordt hij naar Rome gestuurd. Zijn dood aldaar wordt in Handelingen niet beschreven, omdat daar de gelijkenis met de Meester ophoudt: de dood van Paulus heeft niet dezelfde heilsbetekenis als die van Jezus. Die van Jezus heeft hij in Troas gevierd bij het breken van het brood, wat nieuw leven betekende voor leerlingen zoals Eutuchos.

 

 

ATHENE, CULTURELE HOOFDSTAD

Steden in Handelingen

Het verhaal van het boek ‘Handelingen van de Apostelen’ speelt zich af in een hele reeks steden, die, in de tijd dat het verhaal zich afspeelde, er heel anders uitzagen dan vandaag. In het besef dat de geografie van de Bijbel ook in dienst staat van de boodschap die de Bijbelschrijvers willen verkondigen, wil deze reeks over enkele van die steden niet zozeer een beeld reconstrueren van hoe ze er toen hebben uitgezien, maar eerder peilen naar de betekenis die deze plaatsen hebben in het verhaal. Zo was Athene op het ogenblik dat Paulus deze stad bezocht de “culturele hoofdstad” van het Romeinse imperium.

Hendrik Hoet

Op zijn tweede zendingsreis nodigt de Heilige Geest Paulus en zijn gezellen in Troas uit over te steken naar Macedonia, de geboortestreek van Alexander de Grote. Met zijn overtocht naar de steden Filippi en Tessalonika betreedt Paulus daarmee het ‘hart’ van de vijandige cultuur van ‘de Grieken’ waartegen de Makkabeeën in opstand waren gekomen. Sinds de verovering van Judea door de Romeinen blijft het Griekse heidendom de grootste vijand van de Tora-getrouwe Joden. Maar ook de boodschap van het Evangelie stuit op weerstand zowel bij ‘Grieken’ als bij Joden, zodat Paulus telkens vervolgd wordt en moet vluchten naar een volgende stad. Zo vertrekt hij ook vanuit Berea, zijn derde etappe in Macedonia, zonder zijn gezellen Silas en Timoteüs naar Athene. Terwijl hij daar op hen wacht, wordt hij “pijnlijk getroffen door de vele afgodsbeelden die hij in de stad (ziet)” (Hnd 17, 16).

Fier
De inwoners van Athene zijn fier op de geschiedenis van hun stad. Ze beschouwen zich als de uitvinders van de democratie en de bakermat van de filosofie. De stad is groot geworden in de vijfde eeuw voor Christus onder Perikles. Samen met andere Griekse steden hebben de Atheners weerstand kunnen bieden tegen het machtige Perzische Rijk, dat er nooit in geslaagd is hun stad van zijn vrijheid te beroven. En als later de Romeinen Athene militair verslaan (in 168 voor Christus), dan zijn de Atheners die soldaten cultureel de baas. In 86 voor Christus heeft de Romeinse veldheer Sulla de opstandige stad geplunderd, maar ze gelukkig niet in brand gestoken.

“De boodschap van het Evangelie stuit op weerstand zowel bij ‘Grieken’ als bij Joden.”

In Paulus’ dagen heeft Athene het statuut van bondgenoot (civitas foederata) van Rome. In politiek en economisch opzicht moet Athene het dan wel afleggen tegen Korinte, de hoofdstad van de Romeinse provincie Achaia, maar de stad bleef wel hét centrum van kunst, cultuur, filosofie en opvoeding.

Helemaal alleen
Helemaal alleen in Athene blijft Paulus toch niet bij de pakken neerzitten, maar begeeft zich zoals gewoonlijk eerst naar de synagoge, waarvan vandaag geen spoor is overgebleven. Hij spreekt ook met mensen op de markt, de agora, aan de voet van de Akropolis. De Akropolis is een heuvel waarop nog steeds het beroemde Parthenon te bewonderen is, de tempel gewijd aan Athena, de godin van de wijsheid. Ook heel de stad staat vol godenbeelden, zo getuigen ook andere bezoekers uit de Oudheid. Agora betekent letterlijk ‘verzamelplaats’: het is een plein afgeboord met zuilengangen, tempels en gebouwen voor het bestuur en de rechtspraak. En ook een altaar ‘voor de twaalf goden’. Een altaar met opschrift ‘aan een onbekende god’ is niet teruggevonden.

Meer dan schaduw
De zuilengangen – bieden niet alleen schaduw aan allerlei verkopers, maar ook aan tal van filosofen, met wie Paulus een gesprek aanknoopt. Stoa – het Griekse woord voor ‘zuilengang’ – werd zelfs de naam van één van de filosofische scholen waarvan Paulus vertegenwoordigers aantreft, omdat de filosoof Zeno van Citium rond 300 voor Christus zijn onderwijs gaf bij de noordelijke zuilengang van de agora in Athene. Zijn volgelingen worden ‘stoïcijnen’ genoemd, terwijl de Epicurische wijsgeren, die ook in Handelingen (17, 18) genoemd worden, behoorden tot de leerlingen van Epicurus, een tijdgenoot van Zeno.

Hoe gelukkig worden?
De wijsheid die deze ‘wijsgeren’ zochten en onderrichtten, betrof vooral een antwoord op de vraag hoe men gelukkig kon leven. Wijsheid betekent levenskunst. En dat betekent onder meer: hoe vermijd ik pijn en lijden? De Stoa raadt daarom apatheia aan: de kunst om zich niet te laten meeslepen door zijn ‘passies’ en om zijn emoties de baas te blijven. Het gaat meer om gelijkmoedigheid dan om onverschilligheid. Epicurus stelt dat om gelukkig te zijn de mens zich moet vrijmaken van al wat zorgen of conflicten meebrengt. Hij heeft het over ataraxia, wat zoveel betekent als: onverstoorbaarheid of zich niet laten verstoren. Ook niet door angst voor goden of voor de dood. Voor hem zijn er geen goden en geen vergelding na de dood. Kom dus evenmin af met opstanding. Ook voor de stoïcijnen is verrijzenis een vreemd begrip.

Dus wordt Paulus ter verantwoording meegenomen naar een derde plaats, na de synagoge en de agora: de Areopaag. Op deze heuvel ten westen van de Akropolis zetelde vroeger de rechtbank die zware misdaden behandelde en die moest waken over het respect voor de wetten en voor de godsdienst. Socrates werd eeuwen tevoren ter dood veroordeeld op beschuldiging van onder meer het invoeren van nieuwe godheden. Ongetwijfeld wil Handelingen hieraan herinneren met het verhaal van Paulus die op de Areopaag gevraagd wordt wat voor nieuwe leer hij brengt.

Een mislukking?
Paulus past zijn uiteenzetting aan aan het publiek dat hij voor zich heeft: geen Joden meer zoals in Antiochië (hoofdstuk 13), maar Grieken – “Atheners en vreemdelingen”, zegt de tekst (Hnd 17, 21). Het zijn in elk geval: mensen uit de volkeren die de Tora niet kennen. Vaak wordt gezegd dat Paulus’ verkondiging van Paulus in Athene een jammerlijke mislukking werd en dat hij het daarom in Korinte anders aanpakt en zich niet meer richt tot ‘wijzen’. Maar is zijn succes in Korinte wel zoveel groter dan in Athene?

“Met zijn oproep tot bekering op de Areopaag roept Paulus op tot een culturele revolutie.”

In Handelingen 18 lezen we dat de Joden in Korinte zich blijven verzetten tegen Paulus’ getuigenis, zodat hij wegtrekt uit de synagoge (vers 7) en hij ook hier voor de rechtbank wordt gesleept (vers 12) met een Joodse versie van de in vraagvorm geformuleerde beschuldiging in Athene (vers 13). En helemaal onvruchtbaar was zijn getuigenis in Athene nu toch ook weer niet, want hij wist Dyonisius de ‘Areopagiet’, dus lid van het rechtscollege, en mevrouw Damaris en anderen tot vertrouwen in Jezus te bewegen (Hnd 17, 34).

Dus nee, Paulus’ toespraak op de Areopaag is voor Handelingen een voorbeeld van verkondiging tot de Grieken, zoals andere toespraken van Petrus en Paulus voorbeelden zijn van verkondiging tot de Joden. En in beide gevallen gaat het om een oproep tot bekering tot de God die in Jezus de dood overwint.

Ondanks alle verschillen tussen de stoïcijnse apatheia en de ataraxia van Epicurus is er één grote gelijkenis: gelukkig leven betekent het lijden ontvluchten. De christelijke levenswijsheid moet dan wel als een grote dwaasheid overkomen, omdat ze als weg naar geluk de navolging voorstelt van iemand die het lijden van de anderen op zich neemt. De paradoxale weg naar het geluk is dan niet: vermijden zelf te lijden, maar integendeel, mee met anderen lijden!

Culturele revolutie
Meer dan een theorie over al dan niet leven na de dood, lijkt het me dat deze praktische implicatie van het christelijke vertrouwen in Jezus’ overwinning op de dood het probleem is, niet alleen voor de Atheners, maar nog steeds voor ons vandaag. Vertrouwen we erop dat het geluk te vinden is in het meevoelen met de anderen? Met zijn oproep tot bekering op de Areopaag roept Paulus in de culturele hoofdstad van zijn tijd op tot een culturele revolutie: een omwenteling naar een tot nog toe ongekende beschaving.

 

 

EFEZE EN PAULUS’ TESTAMENT

Steden in Handelingen

Het verhaal van het boek ‘Handelingen van de Apostelen’ speelt zich af in een hele reeks steden, die, in de tijd dat het verhaal zich afspeelde, er heel anders uitzagen dan vandaag. In het besef dat de geografie van de Bijbel ook in dienst staat van de boodschap die de Bijbelschrijvers willen verkondigen, wil deze reeks over enkele van die steden niet zozeer een beeld reconstrueren van hoe ze er toen hebben uitgezien, maar eerder peilen naar de betekenis die deze plaatsen hebben in het verhaal. Ditmaal opnieuw een stad waar Paulus tweemaal verbleef: Efeze, stad van de grote godin. Haar tempel werd in de oudheid gerekend tot de zeven wereldwonderen.

Hendrik Hoet

Priscilla en Aquila zijn met Paulus over zee meegereisd van Korinthe naar Efeze. In de haven van Efeze neemt Paulus afscheid van hen en begeeft zich naar de synagoge. (Hnd 18, 19). Waar die zich bevond, weten we niet. Efeze was op dat ogenblik de hoofdstad van de Romeinse provincie Asia en een bloeiend centrum van handel en cultuur. Paulus blijft er echter niet lang en belooft aan zijn geloofsgenoten terug te komen “zo God het wil” (18, 21) na een bezoek aan zijn “thuisbasis” in Antiochië.
‘Pinksteren’ in Efeze
Vooraleer Paulus weer naar Efeze komt, bezoekt een zekere Apollos die stad, waar Priscilla en Aquila nog steeds verblijven. Ze horen hem in de synagoge over Jezus spreken, maar vinden het nodig hem bijkomende catechese te geven, omdat hij “alleen de doop van Johannes kende” (18, 25). Mogen we uit het vervolg van het verhaal besluiten dat Apollos niet de “doop met de Heilige Geest” kent? Wanneer Paulus voor de tweede keer Efeze bereikt, is Apollos al doorgereisd naar Korinthe. Paulus treft in Efeze een twaalftal leerlingen aan die niet van het bestaan van de Heilige Geest hebben gehoord (19, 2). Zijn dat mensen die van Apollos over Jezus gehoord hebben? Want ze zijn blijkbaar enkel met “de doop van Johannes” gedoopt. Wanneer Paulus hun de handen oplegt, komt de Heilige Geest over hen zodat ze “in talen spraken en profeteerden” (19, 6: de vijfde ‘pinksterervaring’ na 2, 4; 4, 31; 8, 17 en 10, 44). Is het toeval dat ze met “ongeveer twaalf” zijn (19, 7), zodat we mogen spreken van een nieuwe geboorte van Gods volk, nu in Efeze?
“Zoals Jezus gezonden was tot het Joodse volk, zo is Paulus gezonden tot de vijanden van dat volk.”

Zoals elders in Handelingen probeert Paulus eerst in de synagoge zijn volksgenoten te overtuigen van Jezus’ “weg”. De weerstand die hij ondervindt doet hem echter kiezen om zijn dagelijkse onderricht voort te zetten in de “school van Turannos” (19, 9), net zoals hij in Korinthe met zijn onderricht verhuisd was van de synagoge naar het aanpalende huis van Titius Justus (18, 7). Wie die Turannos is, weten we niet. Misschien een filosoof of een arts. Of misschien onderrichtte hij in zijn school de kunst om te spreken in het openbaar? Nog twee jaar kan Paulus daar het Evangelie verkondigen zodat niet alleen de inwoners van Efeze, maar ook “alle inwoners van Asia het woord van de Heer hoorden, Joden zowel als Grieken” (19, 10).
Door Paulus’ handen
Zoals vandaag was gezondheid ook toen een van de fundamentele zorgen van de mensen en wendde men zich daarvoor tot geneesheren en tot God of goden. De God van Jezus geneest ook door Paulus’ handen en Joodse exorcisten proberen dan ook Paulus’ succes na te bootsen, zoals de zeven zonen van een Joodse priester. Maar het draait verkeerd voor hen uit, met als gevolg dat heel wat mensen die magie bedreven hun boeken openbaar verbranden. Zijn het al deze gelukkige gebeurtenissen die Paulus doen besluiten dat het tijd wordt om ook naar de hoofdstad van Israëls vijanden te trekken: Rome (19, 21)? De verwoording van dat voornemen gelijkt op Jezus’ besluit in het eerste boek aan Teofilus om naar Jeruzalem te gaan (Lucas 9, 51). Zoals Jezus gezonden was tot het Joodse volk, zo is Paulus gezonden tot de vijanden van dat volk. Hij stuurt alvast twee van zijn medewerkers vooruit om zijn verdere reis voor te bereiden.
Groot is de Artemis van Efeze
Maar juist dan keert de situatie zich tegen Paulus. Het succes van de “weg” die hij preekt, betekent een bedreiging voor wie leeft van de afgodendienst, zoals de zilversmid Demetrius die zijn brood verdient met de verkoop van souvenirs van de tempel van Artemis. Die tempel was het pronkstuk van de stad. De godin aan wie de Grieken de naam Artemis gaven, is een oude vruchtbaarheidsgodin van wie het beeld uit de hemel zou zijn gevallen. De Grieken bouwden voor haar een prachtige tempel die tot de zeven wereldwonderen van de oudheid werd gerekend. Over de juiste afmetingen lopen de gegevens uiteen, maar het was een van de grootste tempels van de Griekse wereld. Het in marmer opgetrokken gebouw was omringd door een dubbele zuilengalerij. Het maakte Efeze tot een winstgevend bedevaartsoord. Temeer daar de tempel – zoals dat ook het geval was met de tempel van Jeruzalem – ook dienstdeed als bank.
Een dagje afwezig
Op een dag in 356 voor Christus werd die prachtige tempel slachtoffer van brandstichting. Dat kon maar omdat, volgens de legende, de godin op die dag afwezig was: ze was naar Macedonië om te assisteren bij de geboorte van Alexander de Grote. Bij de heropbouw van de tempel kreeg het gebouw een stenen dak in plaats van een houten. In 262 na Christus werd het verwoest door de Goten en later definitief vernietigd door Johannes Chrysostomus. Met de stenen werden andere gebouwen opgetrokken. Acht pilaren zouden zijn hergebruikt in de Aya Sofia (Istanbul). Op de plaats van de tempel in Efeze is bij opgravingen in de twintigste eeuw maar één enkele zuil teruggevonden. Vandaag heeft Maria in Efeze de plaats ingenomen van Artemis. Jezus’ moeder zou er met Johannes zijn gaan wonen. Sinds het einde van de negentiende eeuw toont men zelfs het huis waar ze zou gewoond hebben.
Heel juist voelt de zilversmid Demetrius de bedreiging aan die vanuit de dienst van de God van Paulus uitgaat voor zijn bedrijf, dat zijn broodwinning betekent. We verstaan de angst voor bekering en verandering van al wie leeft van een of andere vorm van dienst van de verkeerde god, zoals vandaag bijvoorbeeld wapenhandelaars en de vakbonden van de wapenfabrieken bang zijn voor de dienst van de god van de vrede en roepen: “Groot is de god van de nationale veiligheid.”
“Paulus geeft zijn laatste vaderlijke raad aan de gemeenschap van Efeze.”
Het grote theater dat vandaag in het opgegraven ruïnecomplex van het oude Efeze te bewonderen valt, was in Paulus dagen nog in opbouw. Het bood toen zeker nog geen plaats aan 24.000 toeschouwers zoals in de tweede eeuw. Maar het was wel een ontmoetingsplek die niet alleen diende voor toneelopvoeringen en gladiatoren- of dierengevechten, maar ook voor filosofische en politieke discussies en volksvergaderingen. Daarom worden twee reisgenoten van Paulus door een opgezweepte menigte naar dit theater meegesleurd.
Met een grote dosis ironie vertelt het verhaal dat de aanwezigen niet eens meer weten waarom ze samengekomen zijn. De chaos waarvan sprake, betekent dat ieder met zijn eigen ideeën en belangen naar het theater komt in scherpe tegenstelling tot de eensgezindheid die de samenkomsten van Jezus’ volgelingen kenmerkt. De enige “eensluidendheid” in het theater is het uitzinnige geschreeuw: “Groot is de Artemis van Efeze!”, een geschreeuw dat het twee uur lang onmogelijk maakt om een zinnig woord te spreken en vast te stellen dat de hele zaak op valse beschuldigingen berust en nadelig dreigt uit te draaien voor de onruststokers.
Paulus’ testament
Voor Paulus is intussen de tijd gekomen om – na drie maanden (19, 8) en twee jaren (19, 10) – afscheid te nemen van Efeze. Handelingen gaat vlug over de hele verdere reis naar Macedonië en Achaje, maar blijft lang stilstaan bij de haltes van Paulus langs de Aziatische kust op zijn terugweg naar Jeruzalem. Eerst Troas. Daarna Milete, 60 kilometer zuidelijker dan Efeze. Daar ontbiedt hij de oudsten van de gemeenschap van Efeze. In tegenstelling tot zijn eerste bezoek (18, 21) weet hij nu dat hij hen niet meer zal terugzien. Zijn afscheidsrede daar – na zijn “broodbreking” in Troje (20, 7 - 12) – vormt een parallel met Jezus’ afscheidswoorden bij diens avondmaal in hoofdstuk 22 van het evangelie volgens Lucas. Paulus maakt er de balans op van zijn leven en geeft zijn laatste vaderlijke raad aan de herders van de gemeenschap van Efeze. Die besluit hij met woorden van Jezus (die we niet in de evangeliën terugvinden): “Het is zaliger te geven dan te krijgen” (20, 35).

 

 

NAAR ROME

Als getuige van de Heer

Het verhaal van het boek ‘Handelingen van de Apostelen’ speelt zich af in een hele reeks steden, die, in de tijd dat het verhaal zich afspeelde, er heel anders uitzagen dan vandaag. In het besef dat de geografie van de Bijbel ook in dienst staat van de boodschap die de Bijbelschrijvers willen verkondigen, wil deze reeks over enkele van die steden niet zozeer een beeld reconstrueren van hoe ze er toen hebben uitgezien, maar eerder peilen naar de betekenis die deze plaatsen hebben in het verhaal. In Efeze had Paulus zich al voorgenomen dat hij “Rome moest zien” (Hnd 19, 21). In deze laatste aflevering komen we met Paulus aan in Rome, hoofdstad van het Romeinse keizerrijk.

Hendrik Hoet

Rome: de stad die in de eerste eeuw van de christelijke jaartelling heerst over alle volkeren, vanwaar de zon opkomt tot waar ze ondergaat in de zee voorbij Spanje. Voor de Joden is Rome echter de doodsvijand waarmee ze moeten leren leven, zoals de priesterzoon Jozef ben Mattijahoe schreef. Deze Jozef leidde in 66 na Christus mee de opstand tegen de Romeinen, werd verslagen, liep over naar de vijand en kreeg gratie. Onder zijn nieuwe naam Flavius Josephus schreef hij in Rome meerdere werken over de geschiedenis van zijn Joodse volk. Maar voor de Joden die hem als een verrader beschouwen, zijn de Romeinen het zoveelste volk in de lange rij van volkeren die Gods volk verknechten of uitmoorden. Rome is in de tijd van Jezus en Paulus de laatste reïncarnatie van Amalek uit Genesis 17, van Babylon uit De eerste brief van Petrus, van het beest uit de zee in het boek Openbaring enzovoort. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat de naam Rome in Handelingen voor het eerst valt als de naam van de stad waaruit de keizer de Joden heeft verbannen (18, 2).

Naar de vijand
De tweede vermelding van Rome in datzelfde boek Handelingen staat midden in het verhaal van Paulus’ verblijf in Efeze. Na de vaststelling dat “door de kracht van de Heer zijn Woord er toenam en sterker werd”, neemt Paulus zich voor naar Rome te reizen nadat hij zijn zendingswerk vanuit Antiochië tot in Macedonië en Griekenland volbracht heeft (19, 21). Zoals Jezus zich in het eerste boek aan Teofilus voorneemt om naar Jeruzalem te gaan (Lucas 9, 51), omdat Hij zo Gods bezoek verwezenlijkt (19, 44) en omdat het niet past dat een profeet sterft buiten Jeruzalem (13, 33), zo neemt Paulus zich voor om Rome te bezoeken. Wat zijn motieven zijn, vernemen we niet. Misschien juist omdat die motieven de gelijkenis met Jezus’ voornemen zouden verminderen.

Als getuige van de Heer
Een motief vernemen we pas wanneer Paulus’ Romereis niet beantwoordt aan zijn eigen voornemen, maar een opdracht wordt vanwege de Heer. Want wanneer Paulus volgens zijn planning vanuit Efeze over Troas, Milete en Caesarea in Jeruzalem aankomt, wordt hij er al vlug gevangengenomen. En in de nacht van zijn gevangenschap spreekt de Heer hem moed in: “zoals je van mij getuigd hebt in Jeruzalem, zo moet je ook in Rome getuigen” (Hnd 23, 11 – derde vermelding van Rome).

Dat getuigenis wordt heel anders dan Paulus zich had voorgesteld in Efeze! Na een mislukt complot om hem te doden (23, 12 e.v.), juridisch getouwtrek en een poging om geld te slaan uit zijn vrijlating (24, 26), wordt hij uiteindelijk als gevangene op transport naar Rome gezet. Na een avontuurlijke zeereis komt hij in de buurt van Napels op Italiaanse bodem.

Onderweg naar Rome komen broeders uit de gemeenschap van Rome hem tegemoet (28, 14-15 – vierde vermelding van Rome). Mogen we veronderstellen dat ze christenen zijn? Er waren immers al christenen in Rome, zoals Aquila en Priscilla, die Paulus in Korinthe heeft ontmoet, omdat ze door keizer Claudius met “alle Joden” uit Rome verbannen waren (18, 2). Ook Paulus’ brief aan de christenen in Rome is gericht aan volgelingen van Jezus aan wie hij niet het Evangelie van Jezus’ verrijzenis heeft verkondigd.

Voor alle volkeren
Als Paulus eindelijk in Rome aankomt, is dat de vijfde en laatste keer dat de naam van deze stad in het verhaal opduikt (28, 16). In een van de enge straten vlak bij de Tiber waar al van oudsher Joden wonen, staat een kerkje met de naam San Paolo alla Regola. Recente opgravingen doen vermoeden dat daar ooit een werkplaats was van tenten en zeilen. Is het omdat Paulus tentenmaker van beroep was (18, 3) dat dat mogelijk de plaats is waar Paulus onder bewaking twee jaar lang verblijft in een woning die hij zelf huurt (28, 16.30)? Dan is het daar dat hij de leiders van de Joodse gemeenschap in Rome ontvangt om hen over zijn wedervaren te vertellen en vooral om van Jezus te getuigen. Hij kan hen echter niet overtuigen, zodat Hij zich ook hier weer tot onbesnedenen richt die wel zijn boodschap over Gods koningschap aanvaarden. Ondanks zijn huisarrest getuigt hij er “in alle vrijmoedigheid en ongehinderd” (28,31) dat Jezus de Messias is.

Dat zijn de laatste woorden van het dubbelwerk aan Teofilus. Het koningschap van Jezus zoals Paulus het verstaat, wordt onbelemmerd in de hoofdstad van de volkeren verkondigd. Hier eindigt het verhaal. Niet het levensverhaal van Paulus, wel het verhaal van het Evangelie dat begon met Jezus in Nazaret en nu verder wordt doorgegeven wereldwijd.

Geen biografie
En hoe verging het Paulus verder, vragen we ons af. Is hij na twee jaar vrijgekomen? Kon hij nog in Spanje gaan getuigen zoals hij van plan was volgens zijn Brief aan de Romeinen (Romeinen 15, 24)? Dat was echter niet het verhaal dat de evangelist wilde brengen aan de gemeenschap die door God bemind is – dat betekent de naam Teofilus immers. Maar in de flank van de Capitolijnse heuvel, een van de zeven heuvels waarop het antieke Rome heet gebouwd te zijn, vlak bij het Forum Romanum, bevindt zich de Mamertijnse gevangenis, waarvan een legende uit de middeleeuwen beweert dat zowel Petrus als Paulus er gevangen zouden hebben gezeten, vooraleer ze de marteldood stierven in de regeringstijd van keizer Nero.

Wanneer deze apostelen terechtgesteld zijn, weten we echter niet. Ver buiten de oude muren van het antieke Rome op een plaats waar later een trappistenabdij verrees, klateren drie fonteinen die zouden zijn ontsprongen op de plek waar Paulus zou zijn onthoofd. De abdij heet dan ook Tre Fontane. Op de weg daarheen zou het lichaam van Paulus begraven zijn op een plek waar nu de basiliek San Paolo fuori le mura staat: buiten de muren, zoals zijn meester buiten de toenmalige muren van Jeruzalem is gekruisigd en begraven.

En Petrus?
Volgens de traditie is ook Petrus in Rome gestorven. Geen enkel geschrift van het Nieuwe Testament vermeldt dat hij in Rome geweest is. In hoofdstuk 12 van Handelingen van de Apostelen lezen we dat Petrus na zijn bevrijding uit de gevangenis in Jeruzalem langsgaat bij de verzamelde gemeenschap die voor zijn bevrijding aan het bidden is in het huis van Maria, moeder van Johannes Marcus, en dan verder “reis(t) naar een andere plaats” (12, 17). Is hij toen naar Rome vertrokken?

De traditie wil immers dat Petrus de stichter van de gemeenschap in Rome is. In Handelingen vinden we hem nog eenmaal terug en wel in Jeruzalem voor het beraad waarover hoofdstuk 15 vertelt. Uit de brieven van Paulus weten we dat Petrus zoals Paulus rondtrekt en zeker ook de gemeenschap van Antiochië bezoekt. Op de Ianiculusheuvel in Rome staat een kerk, San Pietro in Montorio, waar Petrus met zijn hoofd omlaag zou gekruisigd zijn, omdat hij zich niet waard achtte op dezelfde manier als Jezus te sterven. Zijn graf bevindt zich met grote graad van historische waarschijnlijkheid onder de basiliek van Sint-Pieter in het Vaticaan, toen ook buiten de muren van het oude Rome.

Gepubliceerd door

Relevant

Meer

Pastoraal thema 'Handelingen van de Apostelen' 2019-2022
Artikel
Handelingen van de Apostelen

Deel dit artikel

Deel op Facebook
Deel op Twitter
Deel via e-mail

Recent bezocht

Bekijk je recent bezochte microsites, auteurs en thema's
© 2025 Kerk en Media vzw
Vacatures
Contact
Voorwaarden
YouTube
Twitter
Facebook