In de wachtzaal van het leven | Kerknet
Overslaan en naar de inhoud gaan

Recent bezocht

Bekijk je recent bezochte microsites, auteurs en thema's
kerknet
  • Hulp
  • Startpagina portaal
  • Mijn parochie
  • Aanmelden of registreren
Menu
  • Startpagina
  • Kerk
  • Vieringen
  • Shop
  • Zoeken
Verse Vis

Verse Vis

  • Startpagina
  • Contacten
  • Zoeken
  • Meer
    • Zoeken
    • www.krakau2016.be

In de wachtzaal van het leven

Jozefien Van Huffel

Jozefien Van Huffel

icon-icon-artikel
Gepubliceerd op donderdag 17 september 2015 - 17:46
Afdrukken
Dromen, rouwen en bidden met mensen op de vlucht. Vlaamse en Nederlandse jongeren op bezoek bij Syrische en Iraakse vluchtelingen in Jordanië.

Toekomstdromen en hoop, geloof en vergiffenis, samenleven en vertrouwen. Wat gebeurt er met de betekenis van deze essentiële begrippen als je je huis kwijtraakt, je land moet verlaten, vrienden en familieleden ziet sterven en weinig meer te kiezen hebt? Vier jongeren, onder wie een lid van Verse Vis, trokken naar Jordanië, dat al meer dan vijftig jaar grote hoeveelheden vluchtelingen opvangt, en spraken met christenen uit Irak en moslims uit Syrië. Sander (26), Jill (22), Yassine (22) en Merijn (19) kwamen terug met verhalen van jongeren, vaders en moeders. Verhalen over woede en liefde, heimwee en wantrouwen. En, vooral, verhalen die absoluut verteld moeten worden.

Een grijzende baard, een rood-wit geblokte doek om het hoofd geknoopt. Zodra we de wachtzaal van het Caritascentrum in Mafraq binnenkomen, op minder dan vijftien kilometer van de grens met Syrië, trekt de man onze aandacht. Hij haalt zijn hand over zijn keel, begeleidt het gebaar met een paar woorden Engels. We begrijpen dat het over zijn zoon gaat. Zijn zoon is dood. “Hij ging gewoon inkopen doen. Niet veel later lag hij dood op straat. Hij was zesentwintig”, vertelt de man. Hij houdt een A4tje vast met tekst en de foto’s van hem en zijn gezin, zijn erkenning als vluchteling. “De soldaten en de strijders in Syrië, ze hebben geen reden nodig om iemand te vermoorden. Waar komen jullie vandaan? Belgica, Hollandia? Ik ga met jullie mee.”

De man wacht tot een dokter hem medicijnen voorschrijft. Hij heet Hussain Aldarwish. Hij is de eerste vluchteling met wie we hier, in Jordanië, oog in oog staan. Hij met zijn schrijnende verhaal en zijn onzekere toekomst, oog in oog met ons die niets meer te bieden hebben dan onze oren en de camera in ons kielzog. Over minder dan een week is Jill gewoon student psychologie in Leuven, volgt Merijn weer voltijds communicatiemanagement in Brussel, staat Sander voor de klas in Voorburg, Nederland en trekt ondergetekende op reportage in Vlaanderen. Maar nu, nu willen we luisteren. Nu willen we weten hoe deze mensen leven, waar ze van dromen en hoe ze denken over religie en over de conflicten die hun levens kruisten.

 

In het Caritascentrum in Mafraq

"Mafraq is de eerste stad waar de Syrische vluchtelingen in 2011 aankwamen", zegt Iaith Bsharat van Caritas. “Ondertussen registreerden meer dan 600.000 mensen zich . Een kwart leeft in kampen, sommigen tussen honderdduizend anderen in slechte omstandigheden in de woestijn. De rest zocht zelf onderdak in verschillende steden.” Vanuit zeven centra stuurt Caritas veldwerkers uit naar de gezinnen. In die teams zitten onder meer een maatschappelijk werker, een verpleegkundige en een psycholoog. Op basis van hun analyse probeert Caritas iedereen de hulp te bieden die ze het meest nodig hebben. Veel vrijwilligers in de centra zijn dan weer zelf van Syrische afkomst.

Vliegtuigen

Aan de muur in het centrum in Mafraq hangen kleurige folders met tekeningen, die over minder vrolijke onderwerpen gaan. Angst bij kinderen, bedplassen, woede. “Vroeger waren mijn kinderen blij als er een vliegtuig passeerde. Nu duiken ze weg ”, knikt Mohammed Aletir (33), vader van drie. Hij stroopt zijn broekspijp op en toont de wonden aan zijn rechterbeen. “Er viel een bom op het huis van mijn buren. Ik wilde helpen, maar toen kwam er een tweede bom. Op die manier proberen ze zoveel mogelijk slachtoffers te maken”, zegt hij. Mohammed Aletir is moslim, zijn buurman, die door de bom overleed, christen. “Maar eigenlijk was er tussen ons geen verschil. We leefden als familie”, zegt hij. “Het waren anderen die het conflict in Syrië startten en we weten niet eens wie.”

Op stap met de veldwerkers van Caritas
Vorige Volgende

In het spoor van de veldwerkers van Caritas belanden in een huis waar de trap bezaaid is met schoeisel, vooral in kleine maten. In de badkamer prijkt in een soort vaas een onoverzichtelijk boeket tandenborstels. Hier wonen dan ook 24 mensen, onder wie 17 kinderen. De gezinnen van het koppel Saher en Selma en van Brahim, een neef, woonden eerst apart. Selma is nu echter in behandeling voor baarmoederhalskanker. De medische kosten maken een eigen woning onbetaalbaar.

God zij dank

De neven praten vurig over de situatie in hun vaderland, terwijl Selma vermoeid luistert. “De toestand was onhoudbaar. Op elke moment kon je je vrouw of een van je kinderen verliezen”, zegt Saher. “Binnen de islam zijn er veel strekkingen. Voor ons horen ze er allemaal bij, maar anderen vinden dat wij geen moslims zijn.” “Maar wij willen niets anders dan vrede. We zijn bereid iedereen te vergeven, zolang we maar kunnen terugkeren”, vult Brahim aan. “Syrië is de hemel op aarde, het land waar we zijn opgegroeid en hebben gespeeld.” De woorden maken indruk. “U heeft een vredevol hart”, merkt Jill op. “God zij dank”, klinkt het. “Vrede in de geest is van levensbelang. De islam is een religie van liefde en vergeving, niet van terrorisme en oorlog.”

 

In en rond de tent van het gezin Aldarwisch ravotten de kinderen.

We spreken die dag nog verschillende Syrische moslims. Noval Nawaf Aldarwish, die de dag met zijn gezin in een tent van de Verenigde Naties doorbrengt, vertelt hoe mensen van verschillende religies in Homs elkaars feestdagen meevieren. We vertellen hem over de Europese moslimstrijders en hij begrijpt er niets van. “Is dit dan de toekomst die zij willen? Waarvoor ze hun leven op het spel zetten?”, verbaast hij zich. “Ze weten niet waar ze aan begonnen zijn of wat ze veroorzaken”, zegt familielid Dia Ali Aldarwish, even later in de schapenstal waar hij met zijn gezin woont.

Nooit meer zoals het was 

Zijn dochter Sahar is zeventien. Ze vertelt ons over het Syrische strand en de Syrische sneeuw, over haar droom om verpleegster te worden en over hoe ze zich gewoon met haar vriendinnen amuseerde. “Ik ben gebroken omdat ik mijn land moest verlaten. Een jaar lang was ik zelfs depressief, tot mijn vader me erdoor sleurde”, zegt ze. Dia Ali Aldarwish, die door de verwondingen die hij in Syrië opliep nauwelijks kan lopen, glimlacht trots. “Zelfs ik voel vanbinnen niet dezelfde vrede als mijn dochter”, zegt hij.

Jill, Dia Ali en Saher Aldarwish en Merijn.

Buiten roept een moskee op tot gebed. Merijn vraagt Sahar naar hoe ze bidt. “Het voelt alsof God tegenover me staat, alsof ik alles dat op mijn hart ligt in zijn handen kan leggen”, zegt ze. We vragen nog wat ze zou willen zeggen aan de mensen die strijden. “Ik wens de volwassenen toe dat ze diep in hun geweten kijken, naar alles wat ze hebben gedaan met het land en de mensen”, zegt Sahar. “Ik hoop dat ze nadenken, ook al is het voor velen al te laat en wordt het wellicht nooit meer zoals het was.”

Duizenden bezoeken

 “Ik heb vandaag geleerd dat de islam, net als het christendom, draait om zorgen voor de mensen om je heen, voor de mensen die jou nodig hebben”, bedenkt Sander, zelf praktiserend katholiek, die avond. “Ik herken ook veel in wat ze zeggen, als katholiek”, knikt Merijn. Sander: “Maar ondertussen staan de F16’s van Nederland en België wel hier. Om te vechten tegen mensen die we in zekere zin zelf bewapend hebben.” “En toch sprak niemand over haat”, zegt Jill. “Het geloof is op zijn mooist als er geen macht in het spel is”, meent Sander. Even later, in de auto, vertelt de veldwerkster van Caritas dat ze al duizenden bezoeken bij Syrische gezinnen aflegde. Of het went? Natuurlijk niet. “Ik werk al acht jaar bij Caritas. Elke ontmoeting met wanhopige, gekwetste, vernederde mensen raakt je”, zegt jonge moeder Dana. “Maar net uit hun verhalen leren wij om door te zetten. Als zij opnieuw en opnieuw beginnen, hoe kunnen wij dan de moed verliezen?”

Yassine met Syrische kinderen in het Caritascentrum in Zarqa.

Met een dag vertraging sluit Yassine Mazgout (22) de volgende ochtend aan bij de groep. Hij is Antwerpenaar en student geneeskunde in Brussel. “Ik moest deze reis absoluut maken”, zegt hij. “Net als veel jonge moslims in België voel ik me soms gefrustreerd. Elke keer als er slecht nieuws is uit een islamitisch land, spreken mensen me erover aan. Ze willen uitleg, maar ik begrijp het heus niet zoveel beter dan de andere Belgen. Ik ben hier niet als vertegenwoordiger van de moslims, ik ben hier zelf om te leren, maar de vragen die ik me stel wortelen wel in mijn geloof.”

Vijfennegentig procent van de vluchtelingen die Caritas in Jordanië opvangt zijn moslims. De rest zijn christenen, onder meer een kleine duizend Irakezen uit de omgeving van Mosul die pas de voorbij weken en maanden arriveerden. Ze zijn hier in transit, in afwachting van een beslissing van de Verenigde Naties en haar lidstaten over de aantallen vluchtelingen die elk land zal opvangen. Ze verblijven momenteel in parochiezalen, kerken en andere gebouwen van onder meer de katholieke en de Syrisch-orthodoxe Kerk.

Ontspanning in het shelter in Zarqa: poseren met een Caritaspet.
Ontspanning in het shelter in Zarqua: kickeren met bezoekers.
Vorige Volgende

Een van die shelters is in Zarqa. Sinds een maand wonen hier 64 mensen. De zaal is met houten platen en doeken in kleinere ruimtes onderverdeeld, waarin telkens een gezin verblijft. De mensen slapen op matrassen op de grond. Ze dragen gekregen kleren en ze hebben eigenlijk geen enkele mogelijkheid tot privacy. Aan een grote tafel in het midden pelt een vrouw een sinaasappel voor haar dochters, terwijl overal kinderen rondrennen, elkaar optillen, dansen en schijngevechten voeren.

Een meisje van een jaar of achttien loopt rond in een roze pyjama. Tien dagen geleden trouwde ze hier in de kerk met haar vriend. “Zodat we zeker niet gescheiden worden als we verder reizen”, legt hij uit. “Ik was bijna afgestudeerd als informaticus, zij zat in het eerste jaar ingenieurswetenschappen, maar op 10 juni bereikte IS het centrum van Mosul en moesten we vertrekken. In de krant lazen we dat we moesten kiezen tussen ons bekeren, wegwezen of vermoord worden. Uiteraard was dat helemaal geen keuze. ” Hij vertelt over de duizenden christenen die de jaren voordien al vertrokken, over de golven van moorden tussen 2004 en 2007 en in 2010. “Maar al die tijd bleef ons geloof het eerste en het laatste in ons leven.”

2 mei 2010

De verschillende shelters lijken op elkaar, de verhalen van de mensen net zo goed, ook al zijn sommigen katholiek en anderen Syrisch-Orthodox. Allemaal vertrokken ze halsoverkop, verbleven ze een tijd in Erbil in Iraaks Koerdistan en reisden ze nadien door. “In Erbil was het bijna onmogelijk om een plek te vinden om te slapen”, zegt een vrouw.

Het leven dat deze mensen achterlieten, verschilde wellicht niet zoveel van dat van gezinnen en jongeren bij ons in België en Nederland. Deze kinderen komen kijken naar onze camera’s, om ze te vergelijken met de toestellen die ze zelf tot enkele maanden geleden gebruikten. Deze jongeren vertellen stuk voor stuk over de universiteit en over de paar examens die hen in juni nog scheidden van hun diploma, een diploma waarvan ze nu vrezen dat ze het nooit zullen halen. “Ik ben erg bedroefd. Ik heb de leeftijd dat ik de vruchten zou moeten zien van mijn opvoeding en mijn inspanningen op school, maar daar komt nu niets meer van”, zegt Sinar Balboul (24) aan Merijn. “Wat deze mensen hebben meegemaakt, ik kan het nauwelijks vatten”, zucht Merijn. “Wie kan dat te boven komen?”

Een meisje in het vluchtelingenshelter in Naour.

Een van de shelters in Naour, ten westen van de Jordaanse hoofdstad Amman, is nog maar enkele weken in gebruik. Raoud Amer Elias komt onmiddellijk naar me toe. Op zijn computer klikt hij door de foto’s van een aanslag op verschillende bussen met studenten, op 2 mei 2010. “Elke dag reden we van de christelijke gemeente Karakosh naar de universiteit van Mosul. Die dag hadden we minder security bij. Er lagen bommen op de weg.” Raoud wijst op de littekens in zijn gezicht. Hij is industrieel ingenieur en dat maakt zijn vader, die een minimarket uitbaatte, trots, maar Raoud vond in de regio van Mosul geen werk. “Kandidaten die moslim waren, kregen voorrang. Bommen, moorden, ontvoeringen: we waren er allemaal aan gewend”, zegt hij. “Als we geen bom gehoord hadden, dan kon de dag onmogelijk al voorbij zijn. Nu IS er is zwijgen de bommen. Waren zij het dan de hele tijd en hebben ze hun schuilplaats nu verlaten?”

Vijanden liefhebben 

Uit een aantal gesprekken blijkt dat het geweld van IS een bitter wantrouwen heeft gezaaid in de harten van de Iraakse christenen. De strijders zelf noemen ze ‘onmenselijk’ of als ‘dieren’, maar sommigen verloren ook het geloof in de mensen met wie ze ooit op goede voet stonden. “Want onze buren spraken wel over vrede, maar ze deden niets om ons te helpen”, zegt een jonge ingenieur in Zarqa. “Anderzijds vraagt Christus ons om onze vijanden lief te hebben”, zucht zijn moeder. “Dat is voor ons, op dit moment, een enorme uitdaging.”

In gesprek met Mira.

In Naoud praat Yassine echter ook met Mira (16), in het hokje waar ze samen met haar twee zussen slaapt. Op de plank boven de matrassen staan een rode spiegel, een bus deo en een stijltang: ondanks de schaarse bezittingen is dit duidelijk een meisjeskamer. “De meeste van mijn vriendinnen waren moslim. Ik weet niet hoe het hen nu vergaat, maar ik hou van hen en ik weet dat ze niet veranderd zijn”, zegt Mira. En ook Sinar en Sivar (19) Balboul hameren op vergiffenis. “Er waren mensen die de komst van IS vierden in de straten van Mosul. Maar Jezus vraagt ons uitdrukkelijk om te vergeven”, vertellen ze aan Merijn. “Wantrouwen is zo’n slechte raadgever”, bedenkt Sander. “Maar ik begrijp het wel, als ik zie waar deze mensen slapen en hoor wat er is gebeurd. We moeten bidden voor hen dat ze blijven zoeken naar vergeving.”

In de wachtzaal

De shelter van Sinar en Sivar is de laatste die we bezoeken. We zijn er tegelijk met de Syrisch-Orthodoxe aartsbisschop van Mosul, Nikodimus Daoud. Er wordt gegeten, we zingen voor de verjaardag van een klein meisje, een kind van enkele weken oud, hier geboren als vluchteling, wordt door de bisschop gezegend. Het leven gaat door als je op de vlucht bent, maar het is wel een leven in de wachtzaal. “Europa moet onze verhalen kennen”, benadrukt Sivar Balboul. “Jullie mogen niet onverschillig blijven.”

Oog in oog met de vluchtelingen van Syrië en Irak is onverschilligheid alvast geen optie. En dus vertellen we ze, de verhalen van deze mensen. Het verhaal van het meisje dat gewoon graag het zand van haar land, Syrië, door haar vingers zou laten glijden. Van de jongeman die misdienaar was in Mosul en die zijn kerk even hard mist als zijn huis. Van het gezin dat met Sander een onzevader bad, op de grond in het kleine hok waar ze voorlopig wonen. Van de oude man die toegaf woedend te zijn, maar hoopte in Australië of Europa vrede en vergeving te vinden. Van al de mensen die geen leven in de wachtzaal verdienen.

Gepubliceerd door

Verse Vis

Meer

Artikel

Deel dit artikel

Deel op Facebook
Deel op Twitter
Deel via e-mail

Lees meer

Hoe ondersteun je dementerenden? © Freepik
Lees meer

Ethiek van euthanasie bij vergevorderde dementie

icon-icon-evenement
Belgische jongeren - WJD Portugal 2023 © Don Bosco
readmore

Jaarrapport van de katholieke Kerk in België 2024

icon-icon-persbericht
Een gedeelde missie voor alle gedoopten
readmore

Gebedsintentie paus oktober 2024: voor een gedeelde missie

icon-icon-inspiratie

Reacties

Om reacties te zien en te reageren op dit artikel moet je je eerst even aanmelden via het menu bovenaan. Tot gauw. 

Recent bezocht

Bekijk je recent bezochte microsites, auteurs en thema's
© 2025 Kerk en Media vzw
Vacatures
Contact
Voorwaarden
YouTube
Twitter
Facebook