De eerste lezing van laetare zondag vertelt ons over het decreet van Cyrus. In 539 vóór Christus namen Perzische troepen de stad Babylon in onder leiding van Cyrus. Ze verjagen de Babyloniërs en vestigen hun eigen cultuur. De Perzische koningen blijven gedurende twee eeuwen aan de macht in het Midden-Oosten. In 333 vóór Christus zal Alexander de Grote de Perzen verslaan in hun hoofdstad Persepolis (gelegen in Fars, het Zuiden van Iran). Het Oude Testament geeft een positief beeld van Cyrus omwille van zijn decreet: “De Heer, de God van de hemel, heeft mij alle koninkrijken van de aarde geschonken. Hij heeft mij opgedragen om voor Hem een huis te bouwen in Jeruzalem, in Juda. Laten al degenen onder u die tot zijn volk behoren, onder de hoede van de Heer hun God, terugkeren” (2 Kron 36,22-23).
Cyrus laat de Joden die in ballingschap zijn in Babylon terugkeren naar hun land om een nieuwe tempel te bouwen voor God.
Die was verwoest en geplunderd. Het volk en de tempelschatten werden afgevoerd naar Babylon in ballingschap. Het is opvallend dat de Bijbelse auteurs zoveel krediet geven aan een heidense koning. Cyrus was een volgeling van de Perzische god ‘Ahura Mazda’, een god die bekend staat in het Zoroastrisme (Zoroaster of Zaratustra). In het boek van Jesaja (Jes 45,1) krijgt Cyrus de naam ‘Messias’. Op aansporen van God geeft hij de opdracht Jeruzalem te herbouwen en de funderingen te leggen voor de tweede tempel. Het is in deze tempel dat Jezus bidt en predikt. In het jaar 70 na Christus vernietigen de Romeinen dit gebouw. Er rest nog alleen een muur, beter bekend als de “klaagmuur” in Jeruzalem. Als de tempel in Jeruzalem verwoest is in 70, is dit voor de eerste christenen een minder groot probleem dan voor de Joden. Het lichaam van Jezus is de Verrezen tempel. Voor de Joodse religie is dit een zware klap. Het is door toedoen van de farizeeën dat het Jodendom als godsdienst kon blijven bestaan. Christenen aanbidden Jezus en niet langer het tempelgebouw als fysieke woonplaats van God.