Gebed
God van barmhartigheid,
houd in erbarmen omsloten wie bezwijkt,
wie sterft aan dit leven,
wie dreigt te verdrinken, ongezien en hulpeloos.
Houd in uw hoede omvangen wie ronddwalen op de tast,
zonder licht op hun pad,
zonder doel voor ogen,
allen die zijn verkleefd aan de waan van de lust,
de roes van het goud,
de verslaving van de macht.
Houd in uw liefde vast wie verlamd zijn van verdriet,
onherstelbaar misbruikt en als mens ontkend,
geknecht door anderen of door zichzelf.
Amen.
(naar een gebed van Sytze de Vries)
Lezing
We lezen uit het evangelie opgetekend door Johannes.
Toen het Paasfeest der Joden nabij was,
ging Jezus op naar Jeruzalem.
In de tempel trof Hij de verkopers aan
van runderen, schapen en duiven
en ook de geldwisselaars die daar zaten.
Hij maakte van touwen een gesel,
dreef ze allemaal uit de tempel,
ook de schapen en de runderen;
het kleingeld van de wisselaars veegde Hij van de tafels
en Hij wierp die omver.
En tot de duivenhandelaars zei Hij:
“Weg met dit alles!
Maakt van het huis van mijn Vader geen markthal!”
Zijn leerlingen herinnerden zich dat er geschreven staat:
De ijver voor uw huis zal mij verteren.
De Joden richtten zich tot Hem met de woorden:
“Wat voor teken kunt Gij ons laten zien,
dat Gij dit doen moogt?”
Waarop Jezus hun antwoordde:
“Breekt deze tempel af
en in drie dagen zal Ik hem doen herrijzen.”
Maar de Joden merkten op:
“Zesenveertig jaar is aan deze tempel gebouwd;
zult Gij hem dan in drie dagen doen herrijzen?”
Jezus echter sprak over de tempel van zijn lichaam.
Toen Hij dan ook verrezen was uit de doden,
herinnerden zijn leerlingen zich dat Hij dit gezegd had,
en zij geloofden in de Schrift
en in het woord dat Jezus gesproken had.
Terwijl Hij bij gelegenheid van het Paasfeest in Jeruzalem was,
begonnen er velen in zijn Naam te geloven
bij het zien van de tekenen die Hij deed.
Maar Jezus van zijn kant had geen vertrouwen in hen,
omdat Hij allen kende.
Hij wist wat er in de mens stak
en daarom was het niet nodig
dat iemand Hem over de mens inlichtte.
(Johannes 2, 13-25)
Korte commentaar
Vandaag zien we hoe Jezus naar de tempel optrekt. De tempel is een bevoorrechte plek waar God ontmoet kan worden. Maar wat stelt Jezus vast? Dat de tempel helemaal niet meer datgene is waarvoor ze bedoeld was. Het is verworden tot een plek van winstgevende handel van kooplui en geldwisselaars. Het is niet langer de plek van gebed en ingetogenheid. Dit wekt Jezus’ verontwaardiging. We horen hoe Jezus een nieuwe tempel aanbiedt, een nieuwe plek van Godsontmoeting, met name Zijn eigen Lichaam. En dat Lichaam, dat zijn wij zelf, als kerkgemeenschap. Wij zijn het Lichaam van Christus, als een nieuwe en geestelijke tempel. Het is Gods woning onder de mensen. Het is dus onder elkaar dat wij God kunnen ontmoeten. En het offer dat we er kunnen brengen is geen bloedig offer, maar het offer van ons hart, het is het offer van delen en vergeven. We worden uitgenodigd om van dag tot dag, alsmaar meer deze nieuwe tempel te worden, het Lichaam van Christus, waar we elkaar liefhebben en elkaar ten dienste zijn. Dit is het belangrijkste offer dat we aan God kunnen brengen.
Stilte of muziek
We kunnen het gewoon enkele minuten stil laten, of wie liever wat muziek op de achtergrond heeft, kan gebruik maken van ‘Ubi Caritas et Amor’ van Ola Gjeilo.