Met veel enthousiasme komen ze binnengewaaid, de teams die de Syrische vluchtelingen - in het kader van de Humanitaire Corridor dit voorjaar in ons land onthaald – in hun parochie opvingen. Met een broodje en een glaasje wijn nestelen ze zich rond de tafel.
Vanavond, 4 oktober 2018, wil het team Diaconie en Caritas van het Vicariaat Vlaams-Brabant en Mechelen hen samenbrengen om uit te wisselen en hun bekommernissen en ervaringen van de voorbije zomermaanden met ons en met elkaar te delen.
Aan elke tafel in Hof van Merode zit minstens één lid van elk onthaalteam. We willen hen graag zelf aan het woord laten over verschillende aspecten of struikelblokken in de begeleiding van hun Syrische gezin, echtpaar of alleenstaande.
“Een tolk vinden bleek niet eenvoudig, tot we in Kortenberg een Syriër vonden die Nederlands sprak en ons een avond uit de nood hielp. Voorts behelpen we ons met google translate en een woordenboek.” Aan het woord is Audrey Van Branteghem, arts en een van de trekkers van het onthaalteam in Relst-Kampenhout, dat een gezin met twee kinderen herbergt. Communicatie blijkt ook bij de andere teams niet van een leien dakje te lopen, tenzij de vluchtelingen een mondje Aramees of Engels praten.
Een van de eerste vereisten blijkt dus Nederlands leren. Tijdens de vakantieperiode behielpen de vrijwilligers zichzelf. Eenmaal het academische jaar gestart, boden zich allerhande kansen tot cursussen aan, al moesten de vluchtelingen daar soms een lange afstand voor afleggen. De ene vluchteling blijkt al gemotiveerder dan de andere, “maar we waren heel trots toen de meisjes in ons gezin hun tweede module met succes hadden afgerond”, zegt Marie Paule Baudot van het onthaalteam Keerbergen/Tremelo.
“Heel trots waren we toen onze meisjes hun module met succes afrondden.”
Ook voor jonge Syriërs is vluchten uit het thuisland op zijn minst gezegd traumatisch. Sommigen onder hen liepen al enkele jaren geen school meer, omdat ze christen waren of omdat er door de oorlog geen onderwijs meer werd aangeboden. “Hun smartphone is hun heilig”, klinkt het eenstemmig, “samen met de televisie.” Geen toestemming krijgen om te werken, noch om vrijwilligerswerk te verrichten zolang ze niet erkend zijn, is voor jonge mensen moeilijk. Dan maar slapen, skypen met de achterblijvers of feesten. Want feesten, daar zijn ze goed in, zo blijkt. Buren en vrijwilligers delen in de bakkunsten van menige Syrische mama. Een uitstap of buurtevenement beleven de meesten enthousiast mee.
Per hoofd ontvangen de vluchtelingen een vast bedrag per maand. Het onthaalteam beslist zelf of er wekelijks of maandelijks een deel hiervan wordt toegewezen, of er gespaard moet worden voor later en wie het boodschappenbudget beheert. “Het is belangrijk dat ze leren sparen”, zegt Luc Claeys van het onthaalteam in Meensel-Kiezegem, “want eenmaal erkend zullen ze zelf huishuur moeten ophoesten, zelfs al blijven ze in de pastorie wonen.”
Eenmaal we bij het medische luik komen, klinkt hier en daar gezucht. Fedasil neemt de medische onkosten voorlopig op zich, maar deze mensen hebben niet alleen fysieke pijn, ze ervaren ook stress door wat ze meemaakten. Wie biedt hen psychologische hulp?
“Sparen is nodig, want – eenmaal erkend – moeten ze heel wat zelf ophoesten.”
We overlopen nog even met de groep welke dingen goed liepen en welke voor verbetering vatbaar zijn. “De gezinnen zijn heel gastvrij en bedanken ons graag met eigen gebak, want koken, dat doen ze graag”, klinkt het. Is er een feestje of evenement in de buurt, dan zijn de Syriërs er graag bij. Ook de buurt springt bij waar het mogelijk is. “En afval sorteren kunnen ze als de beste.”
Afspraken nakomen, lijkt niet zo makkelijk voor de Syrische vluchtelingen. In onze contreien is tijd een onmisbaar instrument, we hebben immers zoveel te doen. Voor hen, die al zo lang geduldig moeten wachten en uitkijken, is stiptheid vast een overbodige luxe.
Voor de oudere vluchtelingen – één gezin telt een grootmoeder van 82 – verloopt de aanpassing uiteraard moeilijker. “Ze stellen hun verwachtingen hoog en durven wel eens kieskeurig te zijn”, merkt François Van de Vliet, technicus en ‘manusje van alles’ bij het onthaalteam Relst-Kampenhout op. Van de kostprijs van levensmiddelen en voorzieningen blijken de vluchtelingen weinig kaas gegeten, wat soms wel uitmondt in onbegrip als een wens niet kan worden ingewilligd.
“We doen dit vooral uit menslievendheid, niet zozeer omdat we toevallig christen zijn”, is het antwoord op de vraag hoe het geloof van de vrijwilligers hun engagement aanspoort. “Al behoedt dat geloof me wel tegen verstarring”, merkt een van hen op. “De vluchtelingen confronteren ons met onszelf, met onze manier van leven en met het feit dat nog weinig Belgen zichzelf christen durven noemen”, klinkt het. Als Audrey het Syrische gezin op zondag ophaalt om naar de mis te gaan, krijgt ze vragen als “Waarom zijn hier zo weinig kerkgangers, en waarom zijn ze overwegend oud?” Al blijkt dat ook de Syrische jeugd nog weinig kerkbetrokken is.
“Mijn geloof behoedt me voor verstarring.”
Hoe moet het nu verder? Een vraag die op eenieders lippen ligt. Eenmaal de vluchtelingen erkend zijn, wacht nog een lange weg: Waar zullen ze een geschikte en betaalbare woning vinden? Zullen ze werk vinden en in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien? Wie zal hen ondersteunen als de huidige vrijwilligers het opgeven of te ver wonen?
De onthaalteams voelen zich verantwoordelijk voor het welzijn van de vluchtelingen en willen graag met hen de weg verder gaan, maar zonder de steun van instanties lukt dat niet.