Voor dag en dauw ging Maria op weg,
– weg van de vrienden –
op weg naar de plek
waar haar pijn, haar gemis
was neergelegd.
Voor dag en dauw,
nog voor de dag zijn mogelijkheden kon onthullen,
was ze bij de plaats van haar verdriet.
Ze zag leegte, een zwart gat.
Ze stond,
ze onderging,
elk zintuig open,
ze luisterde diep.
Ze hoorde stemmen:
“Het is niet hier dat je moet zijn;
het is niet hier dat je je liefde ontmoet.
Het is niet hier dat je te leven hebt.”
Maria keerde zich om – de rug naar de leegte.
Een tuin vol leven lachte haar toe.
Een mens sprak haar toe,
Hij noemde haar naam.
En ze begreep.
Ze voelde dat leven sterker is dan dood en pijn,
dat liefde leeft, over grenzen van dood.
Haar hart gloeide.
Ze liep terug,
terug naar de vrienden,
om die warmte, die vreugde, dat leven
voor hen uit te zingen.
Het was dag geworden, volop dag.
Ida Guetens