GENESIS 15, 5-12.17-18
Eerste lezing uit het boek Genesis
In die dagen leidde God Abram naar buiten en zei:
"Kijk naar de hemel en tel de sterren, als ge kunt."
En Hij verzekerde hem:
"Zo talrijk wordt uw nageslacht."
Abram geloofde de HEER en deze rekende hem dat
als gerechtigheid aan.
Toen zei God tot hem:
"Ik ben de HEER, die u uit Ur in Chaldea heb geleid
om u dit land in bezit te geven."
Abram vroeg:
"HEER God, hoe kan ik weten dat ik het inderdaad zal krijgen?"
Hij zei tot hem:
"Haal een driejarige koe, een driejarige bok,
een driejarige ram, een tortel en een jonge duif."
Abram haalde dit alles, sneed de dieren middendoor,
en legde de stukken tegenover elkaar;
alleen de vogels sneed hij niet door.
Er kwamen roofvogels op de dode dieren af,
maar Abram joeg ze weg.
Bij zonsondergang viel Abram in een diepe slaap;
hevige angst en duisternis overviel hem.
Toen de zon was ondergegaan,
en het helemaal donker was geworden,
zag Abram een rokende oven en een vurige fakkel,
die tussen de stukken doorging.
Op die dag sloot de HEER een verbond met Abram.
Hij zei:
"Aan uw nakomelingen schenk Ik dit land,
vanaf de beek van Egypte tot aan de grote rivier, de Eufraat."
FILIPPENZEN 3, 17-4, 1
Tweede lezing uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Filippi
Broeders en zusters,
(Volgt mij na en houdt hen voor ogen
die zich gedragen naar het voorbeeld dat ik u gegeven heb.
Want ik heb er u al vaak over gesproken
en moet het nu onder tranen herhalen:
velen leiden een leven dat hen indeelt
bij de vijanden van Christus' kruis.
Zij zijn op weg naar de ondergang,
hun buik is hun God,
in hun schande stellen zij hun eer,
zij hebben hun zinnen gezet op het aardse.
Maar) ons vaderland is in de hemel
en uit de hemel verwachten wij onze verlosser,
de Heer Jezus Christus.
Hij zal ons armzalig lichaam herscheppen
en het gelijkvormig maken aan zijn verheerlijkt lichaam,
met dezelfde kracht
die Hem in staat stelt het heelal aan zich te onderwerpen.
Daarom, mijn beminde broeders en zusters, naar wie ik zo verlang,
mijn vreugde en mijn kroon,
houdt aldus stand in de Heer, mijn geliefden.
LUCAS 9, 28B-36
Lezing uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas
In die tijd nam Jezus
Petrus, Johannes en Jakobus met zich mee
en besteeg de berg om er te bidden.
Terwijl Hij in gebed was veranderde zijn gelaat van aanblik
en werden zijn kleren verblindend wit.
En zie, twee mannen waren met Hem in gesprek;
het waren Mozes en Elia
die in heerlijkheid verschenen waren,
en zij spraken over zijn heengaan
dat Hij in Jeruzalem zou voltrekken.
Petrus en zijn metgezellen waren intussen door slaap overmand.
Klaar wakker geworden zagen zij zijn heerlijkheid
en de twee mannen die bij Hem stonden.
Toen dezen van Hem heen wilden gaan zei Petrus tot Jezus:
"Meester, het is goed dat wij hier zijn.
Laten wij drie tenten bouwen,
een voor U, een voor Mozes en een voor Elia."
Maar hij wist niet wat hij zei.
Terwijl hij zo sprak, kwam er een wolk die hen overschaduwde.
Toen de wolk hen omhulde, werden zij door vrees bevangen.
Uit de wolk klonk een stem die sprak:
"Dit is mijn Zoon, de Uitverkorene,
luistert naar Hem."
Terwijl de stem weerklonk
bemerkten zij dat Jezus alleen was.
Zij zwegen erover
en verhaalden in die tijd aan niemand iets
van wat zij gezien hadden.
INGESPROKEN LEZINGEN