Dominique Obreno was destijds de eerste lekenpastor in het zorgpastoraat binnen ons bisdom. Ze startte in 1982 als ziekenhuispastor in Izegem en maakte drie jaar later de overstap naar SFX te Brugge. Haar hele verdere loopbaan bracht ze er door, sinds 2021 in combinatie met AZ Sint-Jan. Naar aanleiding van haar naderend pensioen, gingen we in gesprek.
Dominique, wat maakte dat je destijds koos voor het zorgpastoraat?
Ik was als jongere al geboeid door spiritualiteit en had ook een heel goede godsdienstleerkracht. Toen ik mijn studiekeuze moest maken, besloot ik godsdienstwetenschappen te gaan volgen. Wellicht zou ik daarna dan ook een loopbaan als godsdienstleerkracht starten, want dat leek me het logische gevolg van zo’n opleiding. Pas toen ik naar Leuven trok, vernam ik dat er een specialisatiejaar bestond over pastoraal in de gezondheidszorg. Vanuit mijn ervaring met het vrijwilligerswerk in de beweging ‘Caritas Gemeenschapsdienst’ in woonzorgcentra in Vlaams-Brabant was het mij meteen duidelijk dat de wereld van de zorg iets voor mij was. In 1982 studeerde ik af en kon ik aan de slag in het Sint-Jozefsziekenhuis te Izegem.
Je was een pionier in het zorgpastoraat, hoe heb je dat ervaren?
In de periode waarin ik studeerde, merkte je dat er iets nieuws begon.
Voor verschillende functies die door religieuzen opgenomen werden (onderwijs, verpleging, pastoraal werk, ..) werden nu opleidingen voor leken ontwikkeld.
In Izegem kwam ik als eerste lekenpastor aan en werkte ik samen met een aalmoezenier. Izegem was niet alleen een heel andere omgeving dat het Brusselse waar ik opgegroeid was, ik merkte ook een contrast met Leuven. Waar we in Leuven klaar gestoomd werden om als leek een opdracht als pastor op te nemen, merkte ik dat de omgeving waar ik in terecht kwam, hier toch nog aan moest wennen. Toen ik startte als pastor, was er bijvoorbeeld nog geen statuut en was het helemaal nog niet duidelijk wie zou instaan voor verloning. Tijdens de vergaderingen en vormingen die doorgingen in Licht & Ruimte, was ik de eerste leek tussen priesters en zusters. Maar ook het takenpakket was geen evidentie. Zo heb ik bijvoorbeeld zelf de vraag gesteld om communie te mogen uitreiken, om te mogen preken in de vieringen, …
Het was een periode waarin veel te ontdekken was. Ik was blij dat ik toen de ‘klinisch pastorale vorming’ in Ranst kon volgen, onder leiding van Marcel Bodson. Met 12 mensen maakten we deel uit van groep die zich verder liet vormen vanuit praktijkervaringen. De West-Vlamingen zijn daarna in hun eigen bisdom verder gegaan als intervisiegroep. We konden veel aan elkaar kwijt, over onze werkervaringen maar ook ruimer over geloof en de kerk.
Die veilige plek om met elkaar te delen en reflecteren, was echt belangrijk voor mij. Geen enkele job raakt immers zo aan je persoon, als het beroep van pastor.
Ook mijn tijd als vormingsmedewerker van Caritas West-Vlaanderen waarbij ik samenwerkte met Daniël Alliët om pastorale werkgroepen in woonzorgcentra te ondersteunen, was boeiend. Hoewel ik deze rol slechts enkele jaren vervulde, heeft het enthousiasme van Daniël Alliët, die met veel inzet naar vernieuwing streefde, een blijvende indruk op me achtergelaten.
Wat zou je nieuwe pastores willen meegeven?
Vooreerst: innerlijke rust. Een goede zorgpastor in een ziekenhuis is iemand die een zekere rust heeft binnen in zichzelf, en dit kan uitstralen. Dit is de basis. Van daaruit kan je in contact treden met mensen, als het ware binnentreden in de mensen, vertrouwend dat al het menselijke goed is. We hoeven niet bang te zijn van wanhoop, verdriet, onmacht, … Dat mag er zijn.
Mensen mogen zich aanvaard weten in het stukje leven waar ze nu doorheen gaan, met alles wat daarbij hoort. Dit is voor mij ook een stuk waarmaken van God, en het kan helpen als je dat in je eigen leven ook al een stuk ervaren hebt.
Samenhangend met het uitstralen van rust, is het belangrijk om als pastor in jezelf te geloven. Geloof dat je een goede pastor kan zijn, ook al maak je soms fouten. Als startende pastor was het een grote steun voor mij dat er mensen waren die in mij geloofden, zeker toen als leek, want er waren weinig voorbeeldfiguren.
Ten tweede vind ik het belangrijk om als pastor aandacht te blijven hebben voor je eigen professionaliteit. Je doet niet zomaar een babbeltje met mensen, je bent professioneel werkzaam. Opleiding, navorming, intervisie, … zijn daarom erg belangrijk. Maar ook aandacht voor de eigen spiritualiteit mag niet ontbreken. Bidden, mediteren, … zijn zeker goed, maar er is meer nodig dan dat. Ik vind het belangrijk mij regelmatig te verdiepen in boeken over spiritualiteit en geloof. Nog steeds heb ik veel aan de werken van Ulrich Libbrecht, hoogleraar sinologie en stichter van de school voor Comparatieve Filosofie in Antwerpen. Hij gaf me een schema mee hoe je naar alle godsdiensten kan kijken, zowel in de diepte als de oppervlaktestructuren. Ook de mystiek inspireerde me, in het bijzonder Meester Eckhart. Zijn visie dat je God niet zomaar kan vatten in woorden, is voor mij erg herkenbaar.
Toekomstige pastores raad ik dus aan om te blijven lezen rond God en spiritualiteit, te blijven zoeken naar verwoording, … en om soms ook de evidentie van geloof te durven loslaten, om zodoende echt aanwezig te kunnen zijn bij mensen die in de donkerte zitten.
Je mag niet de behoefte hebben om God te willen ‘brengen’. Er mag stilgestaan worden bij de wanhoop zonder dat er direct iets nieuws bekomen moet worden.
Als je dat kan loslaten komt er iets anders in de plaats. Hoe dieper je in het ziekenhuis bij de wanhoop komt, hoe meer je voelt dat er ook in die wanhoop iets vertrouwds zit.
Hoe blik je aan het einde van je loopbaan terug?
Ik heb mijn werk graag gedaan, maar er zijn toch ook af en toe wel wat ontgoochelingen geweest. Bijvoorbeeld over de plaats van de leek en de vrouw in de kerk, maar ook evoluties binnen het ziekenhuis. Zo was de beslissing dat de dienst spirituele zorg niet meer aanwezig mocht zijn op patiëntenbesprekingen erg ingrijpend, want ineens was het veel moeilijker om een geïntegreerde plaats in de totaalzorg in te nemen. Om dezelfde reden betreur ik dat de dienst tot nu toe niet kan registreren.
Toch waren er ook talloze positieve ervaringen. De ontmoetingen met patiënten, hun naasten en collega-zorgverleners waren vaak bijzonder betekenisvol. In de laatste jaren van mijn loopbaan kreeg ik, dankzij de fusie met AZ Sint-Jan, voor het eerst de kans om samen te werken met andere lekenpastores en ook met de moreel consulenten. Daar ben ik heel dankbaar voor.
Het gezamenlijke proces van reflectie op pastorale zorg – het afstemmen op noden, evalueren en bijsturen – beschouw ik als zeer waardevol.
Zo hebben we, naar aanleiding van de beperkingen rondom registratie, een nieuw initiatief ontwikkeld rond briefing en debriefing. Binnen ons team blijven we ook verder actief nadenken over de zichtbaarheid van pastorale zorg. Het blijft essentieel dat we als pastores kunnen verwoorden en aantonen wat onze bijdrage inhoudt.
Misschien is dat wel wat ik uiteindelijk wil meegeven aan nieuwe pastores: zoek de rust in jezelf en laat je hierbij voeden door je spiritualiteit, blijf jezelf professionaliseren en blijf inzetten op de zichtbaarheid en verankering van spirituele zorg, want geïntegreerde professionele spirituele zorg, komt de patiënten en hun naasten echt ten goede.