Lombardsijde ontstond waarschijnlijk in de 12e eeuw rondom een vissershaventje aan een kreek vlakbij de monding van de IJzer. Door de talrijke vissersactiviteiten groeide en bloeide het dorp. In 1248 kreeg ‘Lombardie’ zelfs stadsrechten van Margareta, gravin van Vlaanderen. Lombardsijde beschikte toen over een kerk, hallen, een schepenhuis, een hospitaal en een jaarmarkt. Het was een centrum van de haringvangst. Van vissers wordt wel eens gezegd dat ze God noch gebod kennen; toch schuilde onder die ruwe bolster vaak een gelovig hart. Als schip en bemanning een speelbal werden van de wind, hoopten de vissers op bescherming van boven. Ze sloegen snel een kruis en prevelden een weesgegroetje tot het beeld van Maria dat bijna alle schepen aan boord hadden. Maar ook op het land was de devotie voor Maria groot. Zo is de parochie eeuwenlang een belangrijk bedevaartsoord geweest voor ‘Onze-Lieve-Vrouw van Lombardsijde’ of ‘Onze-Lieve-Vrouw der zeven weeën’. In de ommegang rond de kerk gingen de vissers en hun gezinnen ‘beewegen’ langs de zeven stenen kapelletjes, waarin de ‘zeven weeën van Maria’ overwogen werden. Vóór ieder kapelletje trokken ze hun schoenen uit om op een houten bankje tot Maria te bidden voor een behouden vaart en goede vangst. Vandaag is de ommegang rond de kerk een stille getuige van de eens zo bloeiende Mariadevotie in Lombardsijde.