Advent is traditioneel een periode die ons wachten en verwachten aanscherpt. Verwachten als een actieve vorm van wachten. Het wordt nog het meest duidelijk bij een koppel die een kindje verwacht. Het is echt wachten, want het is niet de bedoeling om deze periode te bespoedigen, dit zou niet goed zijn voor het kind dat verwacht wordt. Toch is het ook niet zomaar wachten tot dat het er is. Het gezin moet niet alleen een en ander in gereedheid brengen ivm voorzieningen tegen dat de geboorte er is. Het is een verwachting dat in het heden beleefd wordt en voortdurende aandacht vraagt, in het bijzonder dan van de moeder. Ze kan niet doen alsof ze niet in verwachting is, dat zou ook niet goed komen noch voor het kind, noch voor de moeder. Met andere woorden het verwachten wordt beleefd in het heden. Het vraagt reeds een andere manier van leven. En na de geboorte zal een en ander terug keren in het leven van de moeder, maar nooit volledig van voor de conceptie van het kind.
In die zin moeten we durven kijken naar de adventsperiode, die weliswaar ieder jaar terug keert, maar eigenlijk een continuüm vorm in het leven van een christen. Het feit is dat God voortdurend onze wereld doordringt. Hij is scheppend, bevrijdend, genezend, opstaand uit de dood en verlossend aanwezig. Maar zonder een actief verwachtende houding zien we niets. Elizabeth Barrett Browning vatte dit samen in haar gedicht ‘Aurora Leigh’:
De aarde zit boordevol hemel,
En elke struik staat in vuur en vlam van God:
Maar alleen hij die ziet, trekt zijn schoen uit –
De rest zit eromheen, en plukt bramen.
We neigen als mens gemakkelijk te zitten en bramen te plukken, juist met de bezorgdheid dat het niet verandert en dat we niet in actie komen om actief te wachten op Iemand wiens wederkomst, nu reeds ons heden vorm en toekomst geeft. De adventsperiode is een periode van geduldig actief wachten, en dus veranderingen mogelijk maken in het heden opdat Degene die verwacht wordt werkelijk kan komen. Het gaat dus niet om iets dat verwacht wordt; een materiële genoegdoening. Maar om Iemand die we instaat zijn te ontmoeten en die door die ontmoeting ons leven scheppend, bevrijdend, genezend, opstaand uit de dood en verlossend kan veranderen.
Tegelijk is de advent een ambigue verwachting. Het is enerzijds een verwachting van een historische gebeurtenis uit het verleden, namelijk de geboorte van Jezus. Het is zelfs niet alleen een herinnering aan deze gebeurtenis, maar tegelijk een herbeleving van die gebeurtenis in het heden. Maar anderzijds – sommigen zullen het niet graag lezen, want het wordt in onze tijd weggestoken – de wederkomst van Christus op het einde van de tijden. Want de opstanding van Jezus heeft natuurlijk te maken met de eindtijd. En om het nog iets moeilijker te maken. Een eindtijd die reeds begonnen is maar nog niet volbracht. We kunnen nu reeds een glimp opvangen van Gods glorie in de wereld, maar moeten wachten op de tijd dat die glorie de gehele schepping zal omvatten.
Wachten op de toekomst – hopen – roept in de Bijbelse betekenis zowel het aanvaarden van de realiteit van het heden op als de vastberadenheid om deze te willen veranderen. Dat betekent dat de advent ons oproept om actief te wachten als een wachten op de toekomst door het veranderen van het heden.
Een vruchtbare adventsperiode toegewenst!
Emmanuel Vidts, pastoor
Deken van Zottegem