In 1639 werd de Broederschap van het Allerheiligste Sacrament in de kathedrale kerk van Onze-Lieve-Vrouw te Antwerpen officieel opgenomen in de Aartsbroederschap van het Allerheiligste Sacrament, gevestigd in de basiliek van de Heilige Petrus in Rome. De aanvraag hiervoor werd gedaan door Mattias van Valle, een lid van de Antwerpse broederschap die in Rome verbleef. De opname vond plaats met goedkeuring van de plaatselijke bisschop, en op basis van getuigenissen die de vroomheid en inzet van de broederschap bevestigden.
Door deze opname krijgen de leden van de Antwerpse broederschap, zowel mannen als vrouwen, toegang tot dezelfde geestelijke gunsten en aflaten die aan de Aartsbroederschap in Rome zijn toegekend. Dit betekent onder andere dat zij op bepaalde feestdagen, zoals Corpus Christi, bij het ontvangen van de communie en het verrichten van gebed, volledige vergiffenis van zonden (een volledige aflaat) kunnen verkrijgen. Ook bij het sterven kunnen leden onder bepaalde voorwaarden deze aflaat ontvangen.
Daarnaast zijn er deelaflaten voorzien voor verschillende vrome daden, zoals:
- Het deelnemen aan processies,
- Het bezoeken van de kapel van het Allerheiligste Sacrament,
- Het bidden voor zieke of overleden leden,
- Het bijwonen van missen en preken,
- En het uitvoeren van werken van barmhartigheid.
De pauselijke bepalingen leggen ook duidelijke regels vast voor het oprichten en toevoegen van broederschappen.
Om misbruik te voorkomen zijn er ook richtlijnen opgesteld voor het inzamelen van aalmoezen: dit mag alleen met toestemming van de bisschop en moet worden gebruikt voor het onderhoud van kerken en andere vrome doelen. Functionarissen die deze regels overtreden, riskeren afzetting en mogen geen geestelijke gunsten meer verlenen.
De bepalingen zijn officieel vastgelegd in pauselijke documenten, ondertekend op 11 oktober 1639 in Rome, onder paus Urbanus VIII. Ze zijn bindend voor alle toekomstige tijden.