Voor de Joden was het tabernakel de heilige tent waarin God bij zijn volk woonde. Het woord is afkomstig van het latijnse taberna (taverne) hut, met een verkleinpartikel -ulum, een draagtent voor soldaten. In het Hebreeuws staat er misjkan, wat woonplaats of verblijfplaats betekent. Het was een draagbare heiligdom, meegenomen tijdens de tocht door de woestijn. Mozes kreeg van God zelf de opdracht om het te bouwen, volgens nauwkeurige richtlijnen. Binnenin bevond zich de ark van het verbond, met de stenen tafelen van de Tien Geboden.
Het tabernakel was het centrum van eredienst, gebed en ontmoeting met God, de tent van samenkomst. Priesters voerden er rituelen uit, en het volk kwam samen rond deze plek. De wolk boven de tent toonde Gods aanwezigheid overdag, vuur ’s nachts.
Het was een teken van nabijheid én heiligheid: God was onder hen, maar ook verheven.
Later werd de tempel in Jeruzalem de vaste plaats van diezelfde eredienst, maar de tabernakel bleef symbool voor Gods reis met zijn volk, in vrijheid en vertrouwen.
Bij het Laatste Avondmaal werd het nieuwe Verbond ingesteld. De vorm van de tent is toen mee overgenomen in het christendom.
Het woord sacrament bestaat uit twee delen: het Latijnse sacer en het Griekse μυστήριον (mystèrion).
Sacer is afkomstig uit het Latijn. Interessant is dat de betekenis in de loop van de tijd is veranderd. Voor het keizerrijk betekende het ‘verschrikkelijk’, ‘afgrijselijk’, ‘slecht’ of ‘vervloekt’, en ook ‘bestemd als offer voor de goden’. Die laatste betekenis, ‘bestemd voor de goden’, bleef bestaan en werd later verbonden aan ‘heilig’.
Het Griekse μυστήριον kan worden herleid tot de stam mu, zoals in muein, wat ‘sluiten’ betekent, bijvoorbeeld het sluiten van de ogen of de mond. Denk hierbij ook aan het Engelse ‘mute’. Het verwijst dus naar iets dat geheim is, iets dat niet met het verstand kan worden doorgrond.
Volgens de Tridentijnse definitie is een sacrament een teken dat door een bevoegde persoon wordt gesteld: een gebaar, samen met een woord, waardoor God zich zichtbaar en werkzaam manifesteert. De katholieke Kerk kent zeven sacramenten: het doopsel, de eucharistie, het vormsel, de biecht, het huwelijk, de priesterwijding en de ziekenzalving.
De eucharistie verwijst direct naar en herdenkt het Laatste Avondmaal. Jezus zei toen: “Blijf dit doen om Mij te gedenken.” Het is het mysterie van het Offer. De Kerk leert dat God werkelijk aanwezig is in de gedaante van brood en wijn. Hij blijft als verrezen en verheerlijkte Heer in ons midden aanwezig, spreekt en handelt, leeft met de gelovigen tot aan het einde der tijden. Zoals in het evangelie van Matteüs staat: “Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding van de wereld.”
Thomas van Aquino beschrijft op een poëtische wijze deze reële aanwezigheid in het Tantum Ergo
Tantum ergo Sacramentum veneremur cernui:
et antiquum documentum novo cedat ritui:
Praestet fides supplementum sensuum defectui.
Genitori, Genitoque laus et iubilatio,
salus, honor, virtus quoque sit et benedictio:
procedenti ab utroque compar sit laudatio.
Amen.
Laten we dit sacrament nederig eren
waarbij de oude wetten wijken voor het nieuwe testament
Het geloof overtreft wat de zintuigen niet waarnemen
Lof en jubel, heil , eer en deugd
aan de Vader en de Zoon,
Laten we de Vader en Hij die voorkomt uit de Vader
Op dezelfde wijze eren.
Amen
Scan de QR-code om het muziekfragment te beluisteren.