Emmaüs
Wij allen hebben veel gemeen,
vandaag de dag,
o zo verblind zoals geen een.
Wij blijven vreemden voor elkaar.
We zien niet klaar.
Zelfs onze Kerk vandaag de dag,
loopt soms wat kreupelig en mank.
De hoop is soms zo ver te zoeken,
waar wij, die weg opmoeten.
Die weg die God voor ons heeft uitgestippeld.
Dankzij de Kerk ons voorgezegd
en toch o zo verdwaald.
Op weg naar Emmaüs, jaren geleden,
kwam Jezus ook die broeders tegen.
Bedroefd, bedrukt en onvoldaan
hadden ze nog een weg te gaan.
Die weg, die tijd hadden ze nodig
om te ontdekken het gelaat van ieders toeverlaat.
Al gaande gingen stilaan weer hun ogen open.
Het brood gebroken, de Heer ontsloot voorgoed hun ogen.
Vermoeidheid was opeens verleden tijd.
Ze keerden weer, hun hart verblijd.
Hoe Jezus komt in ons bestaan,
met brood en beker in zijn naam.
Hoe levendig het was in het begin.
Hoe mensen het zo zeer hebben betracht.
Vandaag de dag is het voor velen niet meer hun gedacht.
En steeds opnieuw wordt het ons aangeboden,
die keuze die we maken met ons ogen.
Gaan wij de weg op van het Leven
om zo te kijken in het heden.
En zo de Schepper tegemoet,
die kracht van ochtendgloed.
Om zo uiteindelijk te rusten.
Om stil te staan in ons bestaan,
de Weg met Jezus samen gaan.
Die Weg, de Kerk, moedigt ons aan
om dankbaar in 't leven te staan.
Zo zien wij Hem in alle dingen
als tastbaar teken in het heden.
Maar eens als wij erkennen zijn gezicht,
verdwijnt Hij weer en eindigt dit gedicht.
Laken, Paaswoensdag 15 april 2020