LENT
Tot as zijn wij geworden,
tot stof zijn wij vergaan.
Maar eer het ooit zo ver zal zijn.
is er nog een lange weg te gaan.
Want na de winter komt de lente,
een tijd van hopen en van lengte.
Het lengen van de dagen,
intense regenvlagen.
Een tijd van wachten en van stilte
zoals de boer kijkt naar zijn veld.
Hij weet dat hij moet wachten,
eer hij een stap zet op de aarde.
De dagen zijn geteld.
Hij wacht geduldig af,
geduldig wachtend op de zon.
Want dan zal pas de aarde drogen.
Want dan zal 't kiemen beter kunnen aarden,
wanneer de grond wat rust krijgt om te bekomen
na harde winterse regenvlagen.
Het is dat wachten nu dat telt,
geduldig mee op 't ritme
van 't lengen van de dagen.
Zodat ook wij
in 't diepste van ons hart,
ons veel kunnen bevragen.
Wij zitten zelf met veel ballast en wat kwetsuren.
De twijfel maakt veel overuren.
De onmacht van de zinloosheid van ons bestaan,
doet menig wanhoop verder gaan.
Dan is het goed om alles eens te laten rusten,
tot droog geworden aarde,
zodat in 't zonlicht van de nieuwe akker,
wij worden opnieuw wakker.
Wanneer de maan haar volheid mag bereiken,
breekt Pasen door, 't is niet te mijden.
De kracht van lent, engels voor de vasten,
die kracht is sterker dan we gaan vermoeden.
Die kracht van God, die ons zo blijft behoeden,
zo ook vandaag, in stille overmacht.
Hij laat ons deze veertig dagen
wat rusten, wachtend, werkend aan die 'grote dag',
Aswoensdag wordt ons nu een dag van hoop,
een 'lente' dag, ook zien we het nog niet.
Een dag van ingetogen kalmte,
een dag van buiging voor de Heer,
een dag van eerbied voor de aarde,
een dag van zorgzaam voor de naasten.
En zo verworden wij nu 40 dagen lang,
een tijd van afstand, wat ontbering,
de tering naar de nering.
Een tijd van schaarste in de overvloed,
en zwakte in de overmoed.
Zo lieve mensen, ik ga u wensen,
een blij en vrank gemoed
zodat de lente wortel schiet in elk van u,
in de geborgenheid van Gods grote paraplu!
Laken, Aswoensdag 17 februari 2021