ODE AAN DE VERPLEGING
Wanneer ik elke avond hoor,
't geklap, getoeter en de klokken,
dan denk ik Heer, hoe lang zal 't duren
de mooie tekens, deze uren.
Want ondertussen blijven zij paraat,
van 's morgens vroeg tot 's avonds laat,
in de miserie van het leven,
waar wij, soms staan voor even,
Beseffen wij maar al te goed,
wat voor een job zij hebben?
Beseffen wij maar al te goed,
zonder het goed te beseffen?
Het zijn diegenen die er zijn,
als de patiënt begint te klagen,
van angst en grote pijn.
Het zijn diegenen die de kamer binnenkomen
met stille vredesgroet,
wie weet soms wel een Wees Gegroet..
Het zijn diegenen die ons troosten,
als 't weer eens lang begint te duren,
als ook de onmacht komt te sturen,
als wij vergeven van verdriet,
niet weten hoe te liggen,
Als wij vergeven van verdriet,
de toekomst niet meer echt zien zitten.
Dan staan ze daar in 't deurgat van de kamer,
begrijpend, wat scheelt in menig binnenkamer.
Zij brengen ons de rust, die vrede voor een tijd,
ook al is het niet zozeer de eeuwigheid.
Als zij die liefde voor hun 'job' niet zouden hebben,
als wij dat ooit eens goed zouden beseffen,
dan hoop ik Heer, dat Gij er zijt,
hun kracht, hun steun, voor deze tijd.
Want zeker nu, in dezer dagen
met voetballers die staan te klagen,
om een miljoentje min of meer,
voor hun, doet dat geen zeer.
Dat is commercie,
het platte 'brood en spelen',
waar liefde weinig komt bij kijken,
waar echte tederheid moet voor wijken.
Vandaag hoop ik dat menigeen in de verpleging,
ook zelf die kracht en rust in hun beleving,
mag blijven vinden voor zichzelf.
Dat diepe vrede hun mag overstijgen,
maar dat wij als burgers hun mogen begeleiden.
Dat wij ook steunen hun statuut,
dat wij erkennen 't nobel werk,
dat zij besteden als een 'merk',
een 'merk' van zorg en steun aan ons gegeven,
wanneer we ons in pijn begeven.
Dat hun statuut nu eens voorgoed,
nu eindelijk in volle spoed,
dat ook nu eens de politiek
in weze nog eens wakker schiet.
Laken, 12 mei 2020, Dinsdag in de 5 de Paasweek