Een boom kent men aan zijn vruchten … Waar het hart vol van is, loopt de mond van over. Deze wijze woorden - zowel uit de mond van Jezus Sirach (Jezus Sirach 27,4-7) als uit die van Jezus van Nazareth (Lucas 6,39-45)- horen we in de liturgie van volgende zondag. Zij nodigen ons uit op ons spreken te letten, en niet liefdeloos te oordelen over elkaar.
Spiegel
De lezingen van volgende zondag lijken wel op een schilderij van Pieter Breugel dat allerlei spreuken en volkse wijsheden uitbeeldt. Zo horen we van een blinde die niet een andere blinde kan leiden. Of van een leerling die niet boven zijn leermeester staat. Of dat je best eerst naar de balk in je eigen oog kijkt dan naar de splinter in het oog van een ander. En dat men aan een boom men zijn vruchten kent.
Het klinkt als een catalogus van waarheden waar we niet naast kunnen. Ze vertellen ons iets over onszelf, hoe we zijn, met onze fraaie en minder fraaie kanten. Zoals we in een spiegel kijken. Een spiegel verbergt ook niets; Daarin kunnen we onszelf zien zoals we zijn. Tenminste van de buitenkant. De spiegel die het evangelie ons toont, helpt ons ook onszelf van de binnenkant te zien, hoe ons hart is en onze gezindheid.
Gods wil
Dat is allemaal waar, denk je misschien, maar is het evangelie niet meer dan alleen een opsomming van waarheden en wijsheden? Is Jezus, die ze ons presenteert, een soort van moraalridder? En wat opvalt is: de naam van God komt er in deze passage helemaal niet bij te pas. Gods naam wordt niet vernoemd.
Toch is God nooit afwezig in wat Jezus zegt, ook hier niet. Als Jezus het over de diepste gezindheid van ons hart heeft, dan is de Schepper-van-de-mens-die-we-zijn altijd ergens op de achtergrond aanwezig. Want het is toch Gods wil dat we Hem en elkaar vanuit een oprecht hart zouden beminnen. Voor die waarheid komt Jezus steeds op. God speelt dus altijd ergens mee, ook als het over de waarheid van ons diepste zelf gaat, over wat onze drijfveren zijn en wat onze innerlijke gezindheid is.
Maskers afleggen
Met carnaval worden de maskers opgezet. We verbergen ons ware gelaat om uit de bol te kunnen gaan. Hier wordt ons gevraagd de maskers af te leggen en naar onze eigen binnenkant te willen zien. Wie of wat is de voedingsbodem van ons hart? Door wie of wat laten we ons leiden? Mag God daar in meespreken? En wil ik vanuit een oprecht hart mijn leven leiden? Wie dat ernstig meent, die is als een goed mens die uit de voorraad van zijn hart veel goede dingen tevoorschijn haalt.