Terecht nodigt onze paus ons uit om ons kerststalletje van onder het stof te halen. Want als we een kerststalletje in onze woonkamer, in de kerk of op straat hebben staan, dan is dat te danken aan de heilige Franciscus van Assisi, de patroon van onze parochie. Toen hij in 1223 – dit is nu 800 jaar geleden - op 11 november terug kwam van Rome, waar hij net van de paus de bevestiging van zijn regel had gekregen, herinnerden de grotten van Greccio hem aan het landschap van Bethlehem.
15 dagen voor het feest van Kerstmis drukte Franciscus de wens uit om ‘de herinnering te vieren van het Kind dat in Bethlehem is geboren.’ Hij wilde voor zijn ogen op een of andere manier zien dat Jezus leed als een weerloos kind. Hoe Hij in de kribbe werd gewiegd en hoe Hij op het stro werd gelegd te midden van de os en de ezel. De man aan wie hij die wens had uitgesproken ging aan de slag. Toen Franciscus, samen met de broeders en vele anderen van de streek in Greccio op 25 december aankwam, vond hij de kribbe met stro, de os en de ezel, en ze toonden een onbeschrijfelijke vreugde voor de kerstscène zoals nooit tevoren. Daar werd dan ook de eucharistie gevierd. Allen rond de grot waren vervuld van vreugde en er was geen afstand tussen de gebeurtenis die zich voltrok en de mensen die aan het mysterie van de eucharistie deelnamen. Terwijl de kerststal toen nog geen figuren bevatte, zag men het kind in de kribbe liggen.
Heden ten dage is in onze streken en bij velen de kerststal in onbruik geraakt. Wel is er veel kerstverlichting, kerstbomen met glinsterende balletjes, maar de kerststal is verdwenen. In openbare gebouwen wordt hij zelfs geweerd, want hij is niet neutraal. Neutraal is hij inderdaad niet, maar de kerstboom en de kerstman is dat ook niet.
Maar durven we ook verder kijken dan de romantiek die vaak rond het stalletje hangt? De kerststal geeft ons als het ware op vele gebieden een catechese. Het laat vanouds zien, hoe moeilijk God het heeft om in het leven van de mens binnen te komen. De huizen en de harten zijn vaak gesloten. Er wordt niemand meer verwacht. We zijn met genoeg. Maar dat is voor God geen belemmering. Het is niet omdat vele huizen en harten gesloten zijn, dat Hij er niet een vindt. Een plaats waar Hij mag komen en geboren worden. Daar waar Hij mag geboren worden, laat God zien wie Hij voor de mens wil zijn. Weerloos als een kind, gelegd in een kribbe. Paus Franciscus schrijft daarover: ‘De Zoon van God die in de wereld komt, vindt een plek waar dieren gaan eten. Het stro wordt het eerste bed voor hem die zichzelf zal openbaren als ‘het brood dat uit de hemel neerdaalt.’’
Met andere woorden: heel zijn leven zal tot voedsel zijn voor velen. Daartoe zal Hij zijn leerlingen uitnodigen om het brood te blijven breken tot zijn gedachtenis. Daarom vieren we telkens eucharistie. In de kerststal krijgt zo heel het evangelie reeds zijn ware betekenis. Het wordt zo niet alleen een herdenking van een gebeuren uit het verleden, maar een gebeuren van vandaag. Waar de betekenis van de kerststal werkelijkheid wordt, kan God nieuwe wegen gaan, ontstaat er een nieuwe verbondenheid en een nieuwe toekomst. Het zullen de eenvoudige herders met een open hart en de vreemde koningen met een open geest zijn, die als eerste die grote waarheid van God midden onder ons ontdekken.
Voor ons vandaag is het een uitnodiging om ons door het kerstverhaal ons geloof te laten verdiepen en de diepe vreugde te ervaren die Christus ons brengt in ons hart en in onze gemeenschap. Om zo ons engagement in de kerk en in de wereld met moed en vertrouwen op te nemen. De moeilijkheden in het leven te dragen en te weten dat we het allemaal niet uit eigen kracht moeten en kunnen doen, maar dat Hij ons tot voedsel is. Zo zal de heilige Augustinus zeggen: ‘Gelegd in de kribbe, werd Hij tot voedsel voor ons.’
Aan iedereen een vreugdevolle en hoopvolle kersttijd toegewenst.
Emmanuel Vidts
Pastoor-deken