Dit tabernakel is niet zomaar een bewaarplaats voor het Heilig Sacrament. Het is ontworpen in de vorm van de Ark van het Verbond, zoals we die kennen uit het Oude Testament. De Joden droegen die ark mee op hun tochten door de woestijn, na hun bevrijding uit Egypte. In die ark lagen de stenen tafelen met de Decaloog, de tien geboden, het verbond tussen God en Zijn volk.
Voor ons, christenen, verwijst dit tabernakel naar de ark van het Nieuwe Verbond. Niet langer de stenen tafelen, maar Christus zelf woont in dit tabernakel – aanwezig in het geconsacreerde brood, dat tijdens de eucharistie het Lichaam van Christus is geworden. Dit is geen symbool alleen: wij geloven dat Jezus werkelijk, lichamelijk en blijvend aanwezig is in het Heilig Sacrament. Daarom spreken we met eerbied over het tabernakel als een woning van God onder de mensen.
Op dit tabernakel zijn drie halfreliëfs aangebracht. Elk van deze afbeeldingen verbindt het Oude Testament met de eucharistie, en helpt ons om dieper te begrijpen wat hier in dit kleine, gouden huisje verborgen ligt.
Aan de rechterzijde zien we de profeet Elia. Hij is uitgeput, ontmoedigd, en wil zijn missie opgeven. Maar een engel van de Heer wekt hem, brengt hem brood en een kruik water, en zegt: "Sta op en eet, anders is de weg te zwaar voor je." Elia ontvangt voedsel — niet zomaar voedsel, maar een gave van God zelf — en hervindt de kracht om zijn tocht te vervolgen. Zo is ook de eucharistie voedsel voor wie moe is, voor wie de kracht ontbreekt om verder te gaan. Christus zelf komt ons voeden.
Aan de linkerzijde zien we Mozes, die het volk Israël uit de slavernij in Egypte leidt. Het volk is dorstig, hongerig, moedeloos. Maar elke dag opnieuw zorgt God voor hen: Hij laat manna uit de hemel neerdalen — voedsel dat genoeg is voor elke dag. Zo voedt Hij zijn volk op de weg naar het beloofde land. In de eucharistie ontvangen wij het ware Brood uit de hemel, niet alleen als herinnering aan het verleden, maar als levende gave van Christus die ons voedt op onze tocht door het leven.
Aan de voorzijde zien we een ontmoeting tussen twee Bijbelse figuren: Abram en Melchisedek, de koning van Salem. Van Melchisedek wordt in de Schrift slechts weinig gezegd, maar het weinige is veelbetekenend: hij is een koning van gerechtigheid (Melchi-zedek) en van vrede (Salem). Hij brengt Abram brood en wijn en zegent hem. Deze daad maakt van Melchisedek een priesterlijk figuur: iemand die zegent en voedt in naam van God. In de brief aan de Hebreeën wordt Melchisedek een voorafbeelding van Christus zelf, de eeuwige Hogepriester. Christus zegent ons, Hij voedt ons, Hij geeft ons brood en wijn — die in de eucharistie Zijn Lichaam en Bloed zijn geworden.
Zo verwijzen deze drie afbeeldingen samen naar het mysterie van de eucharistie:
– De engel die brood brengt aan Elia: voedsel voor wie dreigt op te geven.
– Het manna uit de hemel: dagelijkse zorg van God voor Zijn volk.
– Melchisedek: de priester-koning die met brood en wijn zegen brengt.
En in het midden van dit alles, in dit tabernakel, woont Christus zelf. Niet als herinnering aan iets dat geweest is, maar als een levende aanwezigheid. Hij is hier. In stilte, maar niet afwezig. In verborgenheid, maar vol kracht. In de gedaante van brood, maar werkelijk de Zoon van God.
Wie dit beseft, nadert met eerbied. Want hier, in het hart van onze kapel, raakt de hemel de aarde.