De bezinning die je hoorde op het einde van onze weekendvieringen kan je hier nog eens (na)lezen.
Hij had het over vuur als Hij zijn Kerk bedoelde. Een vuur waaromheen verkleumde mensen kunnen samenkomen om zich te warmen, om elkaars gezicht te zien, om niet alleen te zijn in de nacht.
Hij had het over vuur. Hij heeft gewild dat het zou branden, fel en vurig, speels en onvoorspelbaar: telkens nieuwe gensters in de nacht.
Hij had het over vuur dat moet blijven branden, gevoed moet worden door alles wat mensen nieuw ontdekken door hun vragen, dat moet aangewakkerd worden door het waaien van de Geest, onzichtbaar in de nacht.
Hij heeft zijn Kerk als een vuur ontstoken. Misschien hebben wij, de eeuwen door, teveel aan brandbeveiliging gedaan.