Op Allerzielen voelen we ons verbonden met de mensen die vóór ons zijn heengegaan. Het woord 'verbondenheid' geeft goed weer waar het om gaat. En die verbondenheid stemt ons meestal ook dankbaar. We denken aan onze ouders of grootouders. Wat hebben ze ons niet allemaal meegegeven? Hoe veel hebben we niet aan hun te danken? We denken aan andere familieleden en aan goede vrienden. Die herinnering kan een kortstondig moment van gemis en droefheid oproepen, maar veel meer nog geeft de herinnering ons kracht om, gedragen door zoveel 'voorgangers', ons leven voort te zetten. We voelen ons erfgenamen van een rijke traditie en we herinneren ons de opdracht om het leven te leven, ten volle. Allerzielen helpt ons om de blik voorwaarts te houden. De herinnering is belangrijk, maar niet om in het verleden te blijven steken. We kijken vooruit, naar wat komen gaat. Allerzielen nodigt ons uit om met twee ogen te kijken: met het ene oog naar het verleden, naar de geliefden die we missen, en met het andere oog naar de toekomst, naar het nieuwe leven. Er blijft verdriet, ja. Er blijven lege stoelen, stiltes die niet opgevuld kunnen worden. Maar door alles heen klinkt Gods woord: “Ik maak alles nieuw.” En dat mag ons dragen. Wanneer wij vandaag kaarsen aansteken, doen wij dat dus niet alleen als herinnering, maar ook als teken van geloof. Wij vertrouwen onze doden toe aan God die leven is, en wij vertrouwen ook onszelf toe aan diezelfde handen. Moge dat geloof ons troosten, want de Heer zal de sluier wegnemen, Hij zal onze tranen drogen, en Hij zal zeggen: “Zie, Ik maak alles nieuw.”