De eerste zondag van de Advent markeert traditioneel het begin van een nieuw kerkelijk jaar. Telkens gaat dit gepaard met een wissel in de evangelielezingen. Dit jaar slaan we het Matteüsevangelie open en beginnen we te lezen. Doorheen dit kerkelijk jaar wordt met mondjesmaat bijna het volledige Matteüsevangelie voorgelezen in de zondagsvieringen. De komende weken maken we hier kennis met dit evangelie.
We kennen verschillende evangelies, maar er is slechts één ware Blijde Boodschap: Jezus Christus zelf. In Hem is God mens geworden. De wonden en pijn van het aardse bestaan heeft Hij opgenomen en een gruwelijke dood aan het kruis werd Zijn deel. Het is slechts door mens te worden én te sterven, dat God onze eindigheid omvormde naar eeuwigheid. De dood aan het kruis toont Gods eindeloze liefde voor ons, maar neemt ook de angel uit de dood. Lijden, sterven en dood zijn niet verdwenen, maar zijn diepe ravijnen op weg naar volmaakte liefde. Nu reeds is die liefde aanwezig voor wie ze wil aanvaarden en beseffen bemind te zijn, doet beminnen. Echter, de liefde in het hier en nu is nog niet volmaakt. Die liefde die onze oorsprong en onze bestemming is, ligt voorbij de grenzen van het leven. De diepmenselijke ontmoeting met Jezus was mogelijk toen Hij nog op aarde was, maar christenen geloven dat in zijn woorden en sacramenten deze ontmoeting nog steeds kan. Dat is wat het Matteüsevangelie ons bevestigt. Matteüs stelt in het laatste hoofdstuk (Matteüs 28) dat deze boodschap geen grenzen kent en moet gebeuren in woord en daad. Jezus zendt zijn volgelingen naar alle volkeren uit om Zijn woord te verspreiden door het te verkondigen en Gods liefde tastbaar te maken onder andere door te dopen.
Door, met en in Christus raakt God de mens in hart en ziel. Zijn boodschap werd toevertrouwd aan perkament, later aan papier en uiteindelijk ook aan de digitale wereld met de bedoeling om het tot leven te laten komen en vrucht te laten dragen.
Al in de tweede eeuw namen vier van deze geschriften een bijzondere plaats in binnen de Kerk. We kennen ze als het Evangelie van Jezus Christus volgens Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes. Zij dragen de naam van een persoon om ze te onderscheiden, maar achter elke naam schuilt een eigen overlevering en geloofstraditie. Ze zijn niet het werk van één man, maar het resultaat van een lang en soms moeizaam overleveringsproces. Dat ze een naam van een persoon dragen benadrukt hun eigen karakter, maar bevestigt ook dat God een Persoon is, die mens werd in Jezus en dat Gods werk niet slaafs dient uitgevoerd te worden, maar persoonlijk, dus op vrije, zelfstandige en unieke wijze.
Kurt Lannau