Deel 2
Het Matteüsevangelie kreeg zijn huidige vorm na de verwoesting van de tempel in Jeruzalem, in het jaar 70. De Romeinen heroverden de stad op de joodse rebellen en maakten een einde aan alles wat zichtbaar herinnerde aan de joodse identiteit. Voor het volk van Israël was Jeruzalem de stad van hun voorouders– de plaats waar zij thuis waren bij God, in de tempel. Ook al leefden velen van hen al eeuwen verspreid rond de Middellandse Zee, Jeruzalem bleef het hart van hun geloof. De val van de stad en de verdrijving van haar joodse bewoners dwongen dit volk om hun geloof op een nieuwe manier te beleven, waar ze ook woonden. Dat gold ook voor de joden die in Jezus de langverwachte Messias erkenden. Deze groep wordt vaak ‘jood-christenen’ genoemd, maar eigenlijk zijn het Messias belijdende Israëlieten, een minderheid die tot op vandaag bestaat. Ze maken deel uit van de geloofsgemeenschap achter het Matteüsevangelie. Daar vormden ze samen met heiden-christenen een lokale gemeenschap(Kerk) binnen de ene, grote Kerk(cf.Matteüs16,18).Over de plaats waar deze diverse gemeenschap leefde, bestaat discussie, maar vermoedelijk was datAntiochië (het huidige Antakya, op de grens tussen Turkije en Syrië).
Het Matteüsevangelie wilde bijdragen aan “eenheid in verscheidenheid”: mensen samenbrengen en samenhouden, ondanks hun verschillende achtergronden. Het Matteüsevangelie bouwt voort op het Marcusevangelie en maakt gebruik van de zogenoemde Woordbron–een verzameling uitspraken van Jezus Christus. Toch slaat het bewust een andere weg in. Het is geschreven voor mensen die Jezus al kennen. Ze zijn al tot geloof gekomen, zijn al gedoopt. Dit werk wil hun geloof verder verdiepen. Doelbewust werd geschoven met de elementen uit Jezus' leven en boodschap, om zo tot een nieuw, samenhangend geheel te komen. Helaas gaat die samenhang voor ons grotendeels verloren.
Het Matteüsevangelie vertrekt vanuit de overtuiging dat wat in Jezus Christus gebeurde, geen gebeurtenis uit het verleden is, maar zich telkens opnieuw voltrekt–hier en nu. Wie luistert naar Gods Woord, blijft het ervaren als nieuw en vernieuwend. De gemeenschap waarvoor Matteüs schreef, stond onder zware druk door interne spanningen, door de nasleep van de verwoesting van Jeruzalem, en door de botsing met hun omgeving. Toch verkondigt Matteüs dat ook in die context–net als in de onze – God mens wordt. Daarom gaat dit evangelie (net als het Lucasevangelie) in op de gebeurtenissen rondde menswording (hoofdstukken 1 en 2).Beide evangelies hebben daarin een uiteenlopende benadering. Bij Matteüs wordt Jezus niet geboren in een stal, neergelegd in een kribbe of krijgt bezoek van herders. Het zijn wijzen uit het Oosten die de “koning der joden” (het goddelijke kind) komen bezoeken. Zij behoren niet tot het volk van Israël, maar ook zij zoeken en verlangen naar het goddelijke licht. Het geschenk dat zij mee naar huis nemen, is veel groter dan goud, wierook en mirre. God werd ook voor hen mens, net zoals voor ons.
Kurt Lannau