Voor het onderhoud van de tuin beschik ik over een keur aan werktuigen. Bij voorkeur zo energie- en milieuvriendelijk mogelijk. Mijn voornaamste werktuig zijn mijn handen. De Schepper heeft ze mij geschonken, met nog eens aan elke hand vijf deel-werktuigjes, vingervlug en soepel. Met die handen drijf ik een heel arsenaal aan. Zoals daar zijn: de haagschaar, de kniptang, de rijf, de spade… En dan vergeet ik er zeker nog. Ze zijn uitlaat- en geluidsvriendelijk. Geen stank of klank. Hoogstens wat knip- en klikgeluiden, met op de achtergrond het gehijg van ’s mans ademhaling dat toeneemt naarmate de arbeid lastiger uitvalt. De ingehaleerde lucht is gratis. De omzetting in kracht en energie gebeurt door de ingenieuze machinerie die het lichaam is. Aanvullende energie vindt ventje in de patatjes en boterhammen die hij driemaal daags tot zich neemt.
Als dit het alaam is waarmee ik de handarbeid verricht die ik graag tot mijn deel reken, dan heb ik in de tijd die nu aanbreekt andere hulpmiddelen nodig die erg handig kunnen zijn bij het werk dat van mij verwacht wordt. Ik som ze graag voor u op. Ze dragen namen zoals: samenkomen, overleggen, verbinden, begrijpen, besluiten… En dat vergeet ik er wellicht opnieuw nog enkele. U hebt het al begrepen: het zijn geen werktuigen maar werkwoorden. Ze vereisen een andere vorm van energie om ze te dynamiseren. Die energie is meer van geestelijke aard, als dat woord eens mag vallen. ‘Geestelijk’ omvat hart en verstand. Alle emoties en vermogens die de Schepper mij ter beschikking stelt, komen hierbij aan bod, alles wat mee vibreert in hart en geest. Blijdschap maar ook boosheid of verdriet, humor maar ook angst of onzekerheid. En niet te vergeten: ervaring, kennis, die schat aan onvervreemdbare hulpmiddelen die een mens zich met de jaren eigen maakt. Geduld en mildheid, geloof en hoop. Alle zijn het de werkinstrumenten (of ‘tools’ in het jargon van deze tijd) die me de volgende weken en maanden kunnen helpen bij de taken die wachten.
Want als het schooljaar weer begint, is het nodig dat we elkaar vinden in het werken aan een dynamische maar ook hartelijke gemeenschap. In de plaatselijke parochie en, breder, in de pastorale zone; in het verenigingsleven en overal waar mensen samenwerken. Eén man of vrouw kan dit niet trekken. Het is geen eenmanszaak. Ik weet het niet beter dan een ander. De een versterkt de ander, vult aan, springt bij – elk vanuit eigen ervaring en achtergrond. Laten we zoveel mogelijk anderen erbij betrekken om onze gemeenschappen tot een levende thuis voor velen te maken. En laten we zelf willen zien en ontdekken waar anderen op ons mogen rekenen. Je gaat dat kapitaal aan hulpmiddelen dat je al die jaren vergaard en verworven hebt, toch niet onbenut laten?
Mijn handen jeuken al. De jouwe ook? Laat het maar kriebelen. Ik wens allen een krachtig en inspirerend werkjaar toe.
(jh)