In een tv-reportage interviewt reporter Rudi Vranckx de vrouw van een gevangen IS-strijder. Ze wil met haar kind terugkeren naar haar land van oorsprong, Nederland. De reporter zegt haar: “Je weet dat je er niet welkom zult zijn.” Waarop zij zegt: “Iedereen moet een tweede kans krijgen.”
Jezus houdt ons een spiegel voor
Over die tweede kans gaat het in het evangelie van volgende zondag (Matteüs 21,28-32). Jezus vertelt er over een vader met twee zonen. Hij wil dat ze gaan werken in zijn wijngaard. De eerste zegt ja, maar hij gaat niet. De tweede zegt neen, maar achteraf komt hij tot inzicht en doet toch wat de vader vraagt. Wie van de twee heeft dan de wil van de vader gedaan? Het antwoord is duidelijk. De tweede.
Zelfs degenen met wie hij in dispuut is, de hogepriesters en de oudsten van het volk, kunnen dat niet ontkennen. Zij zijn overtuigd van hun eigen gerechtigheid. Maar voor de verzuchtingen van het gewone volk hebben zij geen oor of begrip. Met deze gelijkenis houdt Jezus hun een spiegel voor. In wie herkennen zij zichzelf? In die eerste zoon, die ja zei, maar neen doet? Of in de tweede zoon, die neen zegt, maar uiteindelijk ja doet? Jezus geeft zelf het antwoord. Zij zijn zelf die eerste zoon. Zij achten zich de behoeders van Gods Wet. Daarom moeten zij het voorbeeld geven en hun daden overeenkomstig hun verkondiging laten zijn. Maar dat doen ze niet. Integendeel, ze laten hun eigen status en belangen voorop gaan en kijken neer op wie zwakker is. Zij zeggen dus misschien wel ja, maar zij doen neen.
God geeft ons een tweede kans
Met wie van beide zonen solidariseren wij? In wie van hen beiden herkennen wij ons? Wij weten van onszelf dat we geen perfecte mensen zijn. Ons ja is niet altijd een volmondig ja, en we gaan vaak onze eigen wegen. Maar dan hebben we daar spijt van, of we komen tot inzicht doordat anderen ons daar bewust van maken. En we hopen op een tweede kans.
Van God krijgen we die tweede kans. Ieder die tot Hem terugkeert, is welkom in zijn liefde. Dat uitzicht mag ons hoop en kracht geven. Maar er is nog iets. Vaak zijn het mensen die in hun zwakheid of zondebesef ons leren wat het is te hopen op genade. Jezus leert ons met zijn parabels dat bij God die genade mogelijk is. Maar gunnen wij ook elkaar die genade? Of zeggen we: de vrouw van die IS-strijder moet nu maar de gevolgen dragen van haar keuze? Welke kans geeft de gemeenschap, geven wij, om mensen te laten delen in een genade die ons overstijgt, die zo goed als God is bij wie we steeds mogen herkansen?
(jh)