Op het einde van de 9de eeuw was Aalst reeds als stad bekend. Eeuwenlang was er in de stad maar één parochie, met als godsdienstig centrum de monumentale Sint-Martinuskerk. Het ontstaan van de nieuwe parochie Sint-Jozef werd bepaald door de aangroei van de bevolking. In 1801 telde de stad 10.927 inwoners en in 1871 was dit 21.305. Na deze bevolkingsexplosie was de parochie Sint-Martinus niet langer in staat de zielzorg voor de ganse stad waar te nemen, er moest een tweede parochie tot stand komen.
E.H. Vijt, onderpastoor op de Sint-Martinusparochie, werd door de bisschop met deze taak belast. Op 23 augustus 1863 kocht hij de hofstede de Plavander voor het bouwen van een nieuwe kerk, die zou toegewijd worden aan de Heilige Jozef. Vier jaar later werd door Mgr. Bracq, bisschop van Gent, op 3 augustus 1867 een commissie aangesteld die tot opdracht had te zorgen voor het plan, de gelden en de uitvoering van de bouwwerken van de nieuwe kerk. Het plan van de kerk werd gemaakt door de heer Joostens, bouwmeester van Aalst. De graafwerken begonnen op 2 maart 1868. Het metselwerk en de fundering nam een aanvang op 4 juni 1868. Op zondag 15 oktober plaatste Mgr. Brack de hoeksteen en zegende de grondvesten.
De werken werden uitgevoerd tot een hoogte van 6,8 meter boven de grond, met uitzondering van de sacristijen en de bergplaats en werden toen wegens geldgebrek stilgelegd. Bij koninklijk besluit van 22 april 1873 werd de nieuwe parochie door de staat aanvaard. Onmiddellijk werd een kerkraad samen gesteld, met burgemeester Van Wambeke als voorzitter en E.H. Vijt als pastoor.
In 1878, de werken lagen nog steeds stil, werd het achterste gedeelte van de kerk volledig overdekt en afgesloten van het voorste gedeelte. Dit gedeelte werd opengesteld voor de eredienst. De nieuwe parochie telde toen 522 inwoners.
In 1877, voordat begonnen werd met de volledige bouw van de kerk, werd bouwmeester De Noyette van Ledeberg aangesteld om de plannen te wijzigen. Het schip en de twee zijbeuken kwamen het eerst aan de beurt. Het zou nog vijf jaar duren vooraleer de drie beuken en de toren tot aan het dak konden opgetrokken worden. Van 1888 tot 1890 werd het hoogkoor voltooid en onder dak gezet.
1882 was het jaar van de klokken en de kruisweg. Bovenop het platte dak van de half afgewerkte toren was een klokkenhuis gebouwd waarin de drie klokken meer dan 25 jaar hingen. In januari 1883 werd een kleine vierde klok bij gehangen. Deze vier klokken werden op 1 juli 1943 door de Duitsers weggehaald en later niet meer teruggevonden. In 1952 werden drie nieuwe klokken gegoten die tijdens een plechtigheid door Mgr. Calewaert, op 21 december gewijd werden: de eerste klok O.-L.-Vrouw (2.093 kg), de tweede klok Sint-Jozef (1.070 kg) en de derde klok H. Antonis.
Op Pinksteren 1883 werd de eerste H. Mis opgedragen aan het nieuwe hoofdaltaar, het huidige altaar van St.-Antonius. In hetzelfde jaar werden de twee zijaltaren, die van het H. Hart en van O.-L.-Vrouw, voor een spotprijs gekocht. Ze waren eerst geplaatst in de kathedraal van St.-Baafs te Gent, maar werden daar door de Commissie van Monumenten afgekeurd.
Het altaar van de H. Barbara werd gemaakt door onze stadsgenoot Robert Van Calenberg. Het huidige hoofdaltaar kwam er pas na de volledige opbouw van het koor in 1891.
De veertien staties van de kruisweg waren het werk van onze stadsgenoot Jozef Meganck.
De kerk en haar inventaris
De bouwstijl van de kerk is neo-gothiek. Typisch voor deze stijl is wel de hoogte van de kerk.
Opvallend is dat alles wat er zich in de kerk bevindt, als altaren, koorgestoelte, communiebank, enz., in dezelfde stijl werd gemaakt, wat er toe bijdraagt een eenheid te scheppen.
Orgelkast, doksaal en kerkportaal (1900)
Engelse gotiek. Uitgevoerd in eik, gemaakt en geplaatst door Rooms uit Gent. Het typische en uniek romantisch "César Frank-orgel", gebouwd door de orgelbouwersfamilie Vereecken uit Gijzegem, werd in 1900 geplaatst. Het volbloed romantisch instrument getuigt van een zeer vakkundige technische afwerking en een rechtlijnige muzikale visie. Dit zijn ook de redenen waarom het in 1974 geklasseerd wordt als beschermd monument.
Een grondige opknapbeurt, doch geen echte restauratie, blijkt echter noodzakelijk in het begin van de jaren tachtig. Windvoorziening, windladen, pijpwerk en tractuur zijn eerst aan de beurt. In 1999 volgt een volledige ontmanteling van de speeltafel, waarna vitale onderdelen (leder, vilt, conducten, ...) gecontroleerd en zo nodig vernieuwd worden. De origine van het instrument blijft echter onaangeroerd.
In de inspelingsbrochure dd. 16 oktober lezen we: Het speeltuig is afgewerkt volgens het laatste nieuw verbeterd tubulaire stelsel, met de 31 volledige spelen, zonder transmissie of dédoublement.
Meer info?
Bezoek http://www.sintjozef125.be/
Reacties
Om reacties te zien en te reageren op dit artikel moet je je eerst even aanmelden via het menu bovenaan. Tot gauw.