Paaswens 2025.
Ongelovige vrienden van mij vinden de figuur van Jezus doorgaans fantastisch tot vlak vóór de verrijzenis. Daar haken ze af. Evenzo sommige medechristenen, ze vinden Christus formidabel maar de opstandingsverhalen beluisteren ze meewarig, zelfs met achterdocht.
Verrijzenisgeloof is niet vanzelfsprekend. Hoe zou het? Een gekruisigde die leeft?!!
En toch kunnen we er in het ganse evangelie niet naast kijken. Je zou dat geloofsgetuigenis van achter naar voor moeten lezen, … het ganse Jezusverhaal is één grote flash-back, gezien vanuit de verrijzenisbril. Meer zelfs: niemand zou over Hem een verhaal hebben geschreven, laat staan dat we dat tweeduizend jaar later nog beluisteren zonder deze fundamentele, reële ervaring van de leerlingen (M/V). Niet verwonderlijk dat ze voortdurend terugblikken op zijn bestaan, helemaal kleuren vanuit het slot, de finale, het alleluja! Bijna geen bladzijde vind je of Jezus brengt wel iemand tot leven. Eén blad uit het dagagenda illustreert dit ten voeten uit: de Heer haalt een man weg uit bezetenheid, geneest een vrouw van de koortsachtigheid waardoor ze weer dienstbaar wordt, haalt een melaatse uit zijn isolement en vindt nog de tijd om zich terug te trekken in gebed. Allemaal opstanding, mensen nieuw hoop, perspectief schenken. Aan het einde van zo’n leven, onzegbaar brutaal geëindigd, zegt God: “Nu is het aan Mij. Leven zoals deze Mens is pure weg naar Heil. Deze Mens, mijn welbeminde, laat Ik niet verloren gaan”. Het leven van déze levengevende mens wordt op het einde bevestigd, helemaal. Gods wisselgeld voor de zware liefdesprijs van het kruis.
Alleen moeten wij om dat geloven, ons daaraan overgeven. We moeten ophouden met denken zoals wij gewoonlijk denken. Een ander soort denken, een andere wijze van waarnemen. Bij alles willen we bewijzen zien. Dat is een merkwaardige gewoonte. De grond van de zaak, de diepe vragen en fundamentele antwoorden kunnen onmogelijk “bewezen” worden. Bewijs maar eens waarom je bestaat? Elk denken stuit op de grens van het onbewijsbare. Elke Liefde ontsnapt aan de eis tot empirische zekerheid. Liefde valt simpelweg nooit te bewijzen, enkel te aanvaarden en te geloven! Hoe bewijs jij trouwens, zwart op wit, dat jouw geliefde écht van je houdt … en omgekeerd? Beeldtaal, “tekenen”, symboolspreken roepen deze werkelijkheid op … meer niet. En dan nog altijd vreselijk onvolkomen. De werkelijkheid bekijken we slechts in fragmenten. Zoals een opticien merkt dat je bril scheef staat, een schoenmaker ziet dat laarzen wat nauw zitten, een kleermaker oog heeft voor een afhangende schouder. Zo bekijkt iedereen de werkelijkheid vanuit een andere, beperkte hoek. Een kleermaker ziet de bril niet, een opticien de schoen niet, de schoenmaker de scheve schouder niet!
De kern van het geloof in de opstanding en het christelijk geloof tout court veronderstelt dat je bereid bent je los maken van de drang om “aan te raken” zoals bij Maria van Magdala of de drift om “te zien” zoals bij Thomas.
“Noli me tangere” zegt Jezus tot Maria in de tuin : “Raak me niet aan”, want dan zul je slechts een lijk vinden en zit je voorgoed op een dood spoor.
“Zalig die niet zien en toch geloven” antwoordt Hij Thomas die er niet bij was de eerste dag van de week, want dan verval je in voortdurende twijfel en overheerst angst je bestaan.
Leer op een àndere wijze kijken; dan zul je leven!
Dat is lastig voor ieder van ons, zoals het aanvankelijk moeilijk was voor de leerlingen. Zij hadden tijd nodig om tot paasgeloof te komen.
Geloven in de verrijzenis van Christus – Gods handtekening onder het leven van déze gekruisigde – is uiteindelijk aanvaarden dat geen enkele liefde verdampt in de oneindigheid van dit bestaan. Het is zo positief naar mensen kijken, dat je niet anders kunt dan voortdurend anderen tot Opstanding brengen. Hier in onze geloofsgemeenschap, de wereld om ons heen.
Moge dit mijn paaswens zijn voor u allen, mede in naam van de parochieploeg.
Een zalig, hoopvol en levenwekkend Pasen!! Amen.
Pastoor Jan