Op 29 september 2025 startte het vierde ‘leesjaar’ van de leesgroep van de parochie H. Drie-eenheid in Maldegem. Wie het wenst kan op de onderstaande terugblik en voorbeschouwing reageren: schriftelijk via info@kerkinmaldegem.be of door leesgroepbegeleider Albert Verleyen aan te spreken (persoonlijk of telefonisch +32 (0)472/49.16.03). Hij zal jouw op- en aanmerkingen met de leesgroepleden delen. En wie weet, misschien maak je binnenkort zelf deel uit van de leesgroep?
Terugblik en voorbeschouwing 3
‘Dit is wat blijft: geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de grootste daarvan is de liefde’
Apostel Paulus, 1 Korintiërs 13,13
De auteur-filosoof Albert Camus (1913-1960) schreef in de loop van 1942-1943 vier brieven die na de oorlog gebundeld werden als Een hogere liefde: brieven aan een Duitse vriend.
Daarin denkt Camus na over het mens-zijn, echte vaderlandsliefde en vormen van verantwoord vechten. In die oorlogstijd onderscheidt hij twee mensentypes. De niets ontziende agressor, de ‘Duitser’ genaamd, die puur ‘het zwaard’ hanteert, is dierlijk biologisch en wil met zijn ongebreidelde kracht, meedogenloos gewelddadig ook, de machtigste zijn, oorlogszuchtig in dienst van de grootheid van het eigen land.
Het ‘Europese’ mensentype anderzijds is in eerste instantie door al die ontplooide kracht overweldigd en gaat nadenken over het waarom van zijn nederlaag. In de leesgroep werd opgemerkt dat die laatste het gevolg kon zijn van de anti-militaristische houding van ‘links’ in de jaren 1930. Camus was enige tijd communist.
Die periode van nadenken of het zoeken naar de waarheid noemt Albert Camus ‘de omweg’, omdat dit ‘mensentype van de geest’, zoals het wordt genoemd, er uiteindelijk toe besluit dat het opnemen van ‘het zwaard’ ook voor hem te verantwoorden valt. Meer zelfs: ‘de geest die zich met het zwaard verenigt zal altijd zegevieren’ (Brief 1, blz. 42).
Niet elke vaderlandsliefde is dus per definitie ‘goed’, oordeelt Camus. Elke vorm daarvan moet kritisch onder de loep worden genomen. Die ‘kritische liefde’ is wat hij ‘een hogere liefde’ noemt. Voorts heeft hij een onvoorwaardelijk ‘geloof’ in ‘de humanistische geest’ of die van de Europees-filosofische zoektocht naar ‘de waarheid’, de theoretische en praktische moraal en de esthetiek van natuur en cultuur of de kunsten en de mores, ook vereenzelvigd met de (goede) zeden en gewoonten, inclusief dagdagelijkse, kleine manieren van medemenselijkheid.
Maar klopt het dat Albert Camus’ ideeën veel met de christelijke gemeen hebben, zoals tijdens de bespreking werd beweerd? Voor Camus gaat het – in de woorden van inleider Bas Heijne – om ‘een wereld waarin iedere zin ontbreekt en geluk per definitie eindig is’ en waarin ‘iedere menselijke daad of uiting vanzelf absurd is’ (Inleidend essay, blz. 14). Het universum is ‘een zwijgend universum’ en de mens moet ‘zelf met een antwoord komen en zelf betekenis geven’ (Idem, blz. 13 en 15).
De mens en de wereld van de christen daarentegen zijn uit pure genegenheid gewild door een liefdevolle God die zich altijd bekommerd heeft getoond voor die mens en wereld – de ‘bevrijdende God’ -, en die liefdevolle bekommernis op een unieke manier uitte in de persoon van Jezus Christus die zelf alles inzette op de door God gegeven ‘zin’ van de liefde voor die God, een Vader (!), en de medemens (de naaste of broer en zus!).
En hoe verhoudt een evangelisch-Bijbelse kijk zich tegenover Camus’ ‘geloof’ in ‘de geest’, vroegen we ons af? Gaat het om eenzelfde soort ‘g/Geest’ als die van het christelijk geloof en hoe staat de Kerk tegenover het opnemen van ‘het zwaard’ of ‘de wapens’? Wat dit laatste betreft pleit de Catechismus van de Katholieke Kerk (vert. 2023) voor terughoudendheid en het tegengaan van het militaire opbod. Alleen de ‘(zelf)verdediging’ verdient een kans, inclusief zelfs als wie wordt aangevallen daarbij, uit noodzaak, verplicht is ‘zijn aanvaller een dodelijke slag toe te brengen’ (CKK, nr. 2263 en 2264). Wat in tijden van oorlog zeker niet uit het oog mag worden verloren: ‘Zowel de kerk als de menselijke rede verklaren dat de morele wet blijft gelden gedurende de gewapende conflicten’ (CKK, nr. 2312).
Terugkomend op de weg van het voorafgaande ‘nadenken’, die door Camus wordt gevolgd, schrijft Bas Heijne in zijn inleidend essay: ‘Juist die kritische liefde, die Camus een “hogere liefde” noemt, wordt door de Duitser gezien als zwak en bespottelijk’ (Inleidend essay, blz. 25).
Mogen we hier een verband zien, vroegen we ons af, tussen ‘de Duitser’ en de Übermensch à la Friedrich Nietzsche? Die Duitse ‘filosoof met de hamer’ wilde de waarden van de ‘mislukkelingscultus’ van het christendom; die van de mislukkeling Jezus die het opnam voor de ‘zwakken’ in de wereld en zelf een slavendood aan het kruis stierf, ‘omdraaien’ ten voordele van de meer ‘natuurlijke’ verhoudingen. Dit betekent voor die filosoof concreet dat de macht, het succes en het aanzien, als het ware ‘automatisch’, altijd de biologisch sterksten en meest levensvatbaren toekomen, zoals het bijvoorbeeld ook het geval was in de Grieks-Romeinse wereld vóór de komst van het christendom en in elke ‘natuurlijke’ samenleving. Nochtans eigende ‘de (oorlogs-)Duitser’ zich, aldus Camus, ook ‘Rome’ toe (Brief 3, blz. 62). Het deed de leesgroepleden aan Trump en ‘de rooms-katholieke bekeerling’ Vance denken.
De Franse filosoof-schrijver voelt zich ‘niet bevoegd’ om het christendom en het rooms-katholicisme ‘tegen jullie (d.w.z. de ‘Duitsers’, AV) in bescherming te nemen’ (Woord vooraf, blz. 34).
Kunnen wij, als christenen in de plaats van Camus, zelf die verdediging op ons nemen? We zouden alleen al kunnen verwijzen naar de Jezus van de Passie, die wordt bespuwd en bespot en zich daar niet tegen verzet. Maar er is nog explicieter Paulus, die op diverse plaatsen in positieve zin schrijft dat kracht precies ‘in’ zwakheid wordt geboren (1 Kor. 15,43 – 2 Kor. 12,9b en Hebr. 11,34). Het Woord van God zelf geeft daarvoor een verklaring: ‘de waarden’ van God staan sowieso totaal haaks op die van de wereld. Zo luidt het bijvoorbeeld in Maria’s Magnificat: ‘machtigen haalt Hij omlaag van hun troon, eenvoudigen brengt Hij tot aanzien’ (Lucas 1, 52); maar wezenlijk ook al in 1 Samuël, 2,4: ‘De bogen van dapperen zijn gebroken en zwakken werden met kracht omgord’.
De actualiteit van Oekraïne en Rusland, Israël en Gaza, de bootvluchtelingen enz. was voortdurend present in deze leesgroepbijeenkomst. Bas Heijne geeft het al aan: ‘Al die vragen stelt Camus ook aan ons. (…) De antwoorden die we geven zijn niet langer vrijblijvend, het is geen gespreksstof voor een gezellig avondje filosofie. Er staat te veel op het spel’ (Inleidend essay, blz. 27). Om in het oor te knopen in deze tijden!
Op 22 december a.s. komen we om 19u30 samen in de Maldegemse pastorie rond paus Franciscus’ Encycliek Fratelli tutti: over broederlijkheid en sociale vriendschap (2020 - Inleiding en hoofdstuk 1 en 2 of blz. 3-48). Wie het wenst kan een exemplaar in bruikleen opvragen bij Albert Verleyen. Iedereen welkom!