Enkele dagen voor Kerstmis gingen de kleuters van De Toverdoos op bezoek bij vadertje Panov. Het werd een heel bijzondere ontmoeting.
Panov is een simpel schoenmakertje, maar uit het goede leer gesneden. Hij is tevreden met het weinige dat hij heeft en iedereen is welkom in zijn piepkleine huisje.
Maar op deze kerstavond, zo vertelt hij aan de kleuters, is hij een beetje triest. Want hij is helemaal alleen terwijl rondom zijn huisje mensen vrolijk feest vieren. Vadertje Panov neemt dan maar zijn grote oude boek met verhalen over Jezus en God en begint erin te lezen. Over Jezus die in een stal geboren werd omdat er geen plaats meer was in de herberg. ‘Waren Maria en Jozef maar naar hier gekomen’, zucht vadertje Panov, ‘Het kindje zou in mijn bed mogen slapen en ik zou hem als geboortegeschenk de mooiste schoentjes geven die ik ooit gemaakt heb. Kijk, deze bruine laarsjes.’ Panov toont ze fier aan de kleuters.
Het schoenmakertje wordt moe, dommelt in en hoort in zijn droom Jezus roepen :’ Ik kom, ik kom!’
‘Wakker worden!’ roepen de kleuters. Vadertje Panov schiet wakker en hoort iets. Is Jezus daar al? Nee, spijtig, het zijn die oude straatvegers van elke week met hun bezems en vuilnisemmers. ‘Kom binnen, straatvegertjes, jullie zijn verkleumd van kou, zie ik. Kom wat warme koffie drinken. Het is tenslotte Kerstmis.’
De straatvegers drinken koffie terwijl vadertje Panov ongeduldig door het raam tuurt. Jezus is nog steeds niet in zicht. Er komen moeders en vaders met babytjes langs. Ze hebben het koud, de kindjes wenen. ‘Kom binnen allemaal, ik heb soep en brood en warme melk voor jullie babytjes, en ze kunnen hier ook wat slapen.’
Intussen wordt het avond en Jezus is nog steeds niet gekomen. Het schoenmakertje is teleurgesteld, hij had zo heel graag Jezus ontvangen in zijn schamel huisje. Nu zal hij wel niet meer komen. Panov neem terug zijn dikke boek, valt weer in slaap en droomt… ‘Heb je me echt niet gezien, vadertje Panov? ‘Ik had honger en jij gaf me te eten, ik had dorst en jij gaf me te drinken, ik was koud en jij liet me binnen. Wat jij vandaag hebt gegeven aan hulp en steun, dat heb je aan mij gegeven!'
‘Och, och och,’ zucht vadertje Panov, ‘Het was dus toch Jezus! De straatvegertjes die kou hadden, de ouders met hun hongerige huilende babytjes… Het was Jezus: Dankjewel Jezus om bij mij op bezoek te komen. Dit was de zaligste Kerstmis ooit!’
En toen zong iedereen in de kerk samen met vadertje Panov het liedje van de ster.
“Twinkel, twinkel kleine ster, ik zie jou al van heel ver.
Met je stralen zij aan zij, maak je alle mensen blij.”