In welk bed slaap jíj? Met die vraag begon op de avond van 24 december de kerstviering in onze kerk, waar wij vierden dat het Allergrootste openbaar werd in het Allerkleinste.
We zongen de viering in met het aloude lied ‘‘Komt allen tezamen, jubelend van vreugde…’ Het kerstkind werd in de kribbe gelegd en bewierookt. Vormelingen staken kaars na kaars aan terwijl een liedje van de kleuters van De Toverdoos weerklonk.
1,2,3,4, lichtje hier, lichtje daar, lichtje voor elkaar.
Jordy en Jezus. Twee verhalen vloeiden moeiteloos in elkaar over: Het hedendaags verhaal over Jordy die zo graag een stapelbed wou en het eeuwenoude verhaal over het Jezuskind dat in een stal ergens in Bethlehem een voederbak als bedje kreeg.
Samen rond de kribbe hebben wij gebeden
om licht, om hét Licht
voor mensen die geen toekomst zien;
voor onze wereld die moeilijke tijden beleeft,
voor ons land en álle landen ter wereld die niet zien hoe vooruit te komen,
voor regeringsleiders en allen die moeilijke beslissingen moeten nemen;
om licht, om hét Licht
voor onszelf,
dat wij mensen van licht zouden worden voor elkaar,
elkaar verlichten met alle talenten die wij in ons hebben!
En tussen ons bidden door leerden de kleuters ons hét liedje van de viering.
Na enkele keren herhalen zong groot en klein het mee:
Twinkel, twinkel, kleine ster, ik zie jou al van heel ver,
met jouw stralen, zij aan zij, maak jij alle mensen blij.
Twinkel, twinkel, kleine ster, ik zie jou al van heel ver.
De kleuters hadden nog een verrassing voor ons. De laatste schoolweek voor de kerstvakantie hadden ze kerstkaarten geschilderd, allemaal verschillend maar even mooi. Ieder kreeg zo’n originele wenskaart.
En naar schone gewoonte gingen we na de viering nog niet meteen naar huis. Gezellig veilig dronken we een glaasje wijn, een koffietje, een chocomelkje. Dan pas ging iedereen de donkere avond in, maar vanbinnen was er Licht en twinkelde een kleine ster.
© rvh