Adres
Genstsesteeneg 344
1730 Asse
pastoor
Z.E.H. Marc Boulanger
Is. Van Beverenstraat 1
1702 Groot-Bijgaarden
tel 02 466 12 31
tel 0497 64 25 58
mboulanger@skynet.be
Practische informatie
-- voor intenties en voor alle inlichtingen betreffende de kerk bij Louis Finck, tel.02 452 87 04 de voorzitter van de kerkfabriek.
-- voor huur van de parochiezaal moet je in de 'Leerheide' zijn bij de directrice Leen, tel 0479 53 01 24 of bij Rozy in het secretariaat, tel 0477 26 29 78.
Kerkgebouw
In de 15de eeuw werd in Asse-Terheide op last van hertog Jan IV van Brabant een kapel gebouwd ter ere van St.-Hubertus, de patroon van de jagers. Jan Van Grimbergen, heer van Asse, stichtte hier een kapelanie ter ere van O.-L.-Vrouw-in de Nood die verplichtte tot drie missen per week op te dragen in de kapel. Vanaf 1619 werd deze opdracht toegewezen aan de onderpastoor van Asse die zich in Asse-Terheide stilaan als een “pastoor” begon te gedragen. Vanaf 1768 werd in de kapel ook op zondag een mis gelezen.
In 1855 werd de St.-Hubertus-parochie een kapelanie en op 21 september 1864 een zelfstandige parochie met eigen kerkfabriek. De huidige St.-Hubertuskerk werd gebouwd in 1867 in een eclectische stijl naar plannen van architect Louis Spaak. De bijbehorende pastorie werd gebouwd in 1868. De kerk werd op maandag 30 oktober 1867 ingewijd door Egidius de Becker, pastoor in Merchtem en deken van het district Asse. Die was deken van Asse geworden na pastoor van Hemel van Opwijk. Beiden hadden in het aartsbisdom het initiatief genomen tot wat we het missiepreken noemden, iets wat kardinaal Sterckx zeer bevallig was en deze had hierom Van Hemel en De Bakker achtereenvolgens tot deken van Asse benoemd.
Pastoor De Wit wilde absoluut dat zijn kerk zou gewijd zijn op kermiszondag 1867 en dat hij dan in Asse-Terheide voor de eerste keer Mis kon lezen in zijn nieuwe kerk. En dat is dan ook zo gebeurd. De kerk was nog een ruwbouw, amper bepleisterd. Er lag nog geen vloer in en er stond een voorlopig altaar opgesteld.
De bepleistering van de zijbeuk langs de Kapellestraat was pas voltooid op 1 november 1867. Op 11 november begon men met de bevloering van het schip; deze van het koor pas op 10 december. Deze nieuwe vloer in blauwe arduintegels ligt nog in onze kerk.
Er stonden wel al ramen met gewoon glas in de kerk. Die waren op 17 september 1867 geplaatst door de Italiaan Antonio Gianolla uit Fleurus (Wallonië). Op 1, 2 en 3 oktober nadien volgden de glas-in-loodramen in het hoogkoor. Die waren het werk van Theodore Marchenoir, een Fransman uit Orleans, die in Brussel woonde en gehuwd was met een vrouw afkomstig uit Herne nabij Lennik.
Wijwatervaten en nieuwe glasramen
In 1904 liet 't Waaltje nieuwe kerkramen plaatsen in de zijbeuken. In deze nieuwe glasramen werden de twaalf apostelen afgebeeld en de naam van hen die zo'n raam hebben betaald, werd onderaan in een cartouche vermeld. De oude kerkramen werden in 1909 gebruikt voor de jongensschool.
Midden februari 1868 plaatste men de zwart-marmeren wijwatervaten die je achteraan nabij de ingang ziet.
De meubilering
Daar er meer dan 20.000 goudfrank te kort was op de rekening van de bouw van de nieuwe kerk, kon pastoor De Wit er niet aan denken om nieuwe kerkmeubelen aan te kopen. Dus werden deze oude meubelen maar herbruikt.
Jan-Baptist Pouliart uit Asse had in 1842 een nieuw altaar gemaakt. Het had 500 frank gekost. Daarin was de schilderij verwerkt van de kruisafdoening, die in de jaren 1720 geschilderd was door onderpastoor van Elswijck die toen in Asse-Terheide dienst deed en die ons ook een mooie zilveren kelk en pateen heeft nagelaten. Diezelfde Pouliart had in 1843 ook een nieuwe biechtstoel geleverd. Die werd vervangen in 1878 door twee biechtstoelen van dezelfde stijl die nog steeds in onze kerk te zien zijn.
De klokken
Half april 1868 maakten schrijnwerkers uit Pamel-Ledeberg de wiegen voor de klokken en 30 juni de klokwielen.
Asse-Terheide bezit vier klokken: het bronzen klokje uit 1817. Het vorige werd in de Franse tijd door de sansculotten meegenomen. Daarvan was Jan Frans Cortvrindt peter, pachter op Heilsborre, en meter Joanna Thereisa Lenoir uit het Hof van Contraan in Asbeek.
Pastoor De Wit kocht in 1868 drie nieuwe klokken, in staal, niet in brons want dat kon hij niet betalen. De grootste klok weegt 600 kg en heeft als peter Soeë de Baerdemaecker, de grootvader van 't advokaatje, en als meter Marie De Smedt uit Asbeek. De middelste klok weegt 450 kg, heeft als peter Jan van der Straeten en als meter Francisca Rosalie Velge. De kleinste klok weegt maar 350 kg en heeft als peter Jacobus van der Straeten, een vrijgezel die bij Leeuwken woonde tegenover de Notstraat en als meter Joanna Buggenhout.
Die stalen klokken werden gegoten in Bochum in Duitsland. De kerkfabriek betaalde voor deze drie klokken 3.226 goudfrank. Daar ze van staal zijn werden ze in de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers niet gesmolten. De parochie heeft ze in 1947 uit Duitsland onaangeroerd teruggekregen.
Hoogaltaar
In 1874 plaatste men een nieuw hoogaltaar. Sommigen onder u zullen het zich nog herinneren met zijn veel rood en goud gekleurde kolonnetjes en nisjes. Naar de stijl te oordelen was dit hoogaltaar een neogotisch werk uit het atelier van Jan-Baptist Bethune van de Sint-Lucasschool in Gent. Dit hoofdaltaar heeft dienst gedaan tot rond 1960. Toen werd het vervangen door de zware arduinenblok die nu achteraan in het hoogkoor staat.
In 1874 kwam er ook links en rechts in het hoogkoor een gestoelte voor de kerkmeesters. De rechtse bank is weggebroken nadat ze door een kleine brand in de kerk eind de jaren 1940 erg was geschonden. De linkse werd begin de jaren 1950 verwijderd.
De preekstoel
Asse-Terheide kreeg in 1877 een nieuwe preekstoel die nog geen twintig jaar meeging. De huidige preekstoel met de legende van Sint-Hubertus werd geplaatst in 1894. Dat jaartal kan je lezen op een tak van de boom die de kuip ondersteunt. Hij werd gemaakt door ene I.M.L. Wat die afkorting wil zeggen heb ik niet kunnen achterhalen. Ik heb mij laten wijsmaken dat hij werd betaald door de moeder of de grootmoeder van de 'Floere minne' die zeer begoed was als gevolg van haar winstgevende handel.
Pijporgel
En pastoor de Wit bleef maar aankopen. In 1891 bestelde hij bij Petrus Stevens-Vermeesch uit Duffel een pijporgel met twee handklavieren en een voetklavier. Het tweedehands orgel dat in 1849 was overgekocht van de kerk te Alsemberg, was onbespeelbaar geworden. Het Stevens-orgel werd in 1980 gerestaureerd door Ghislain Potvlieghe uit Ninove.
De zijaltaren
Aan pastoor De Wit heeft Asse-Terheide ook zijn meisjesschool te danken (1887) en de verfraaiing van de pastorie (1868). De vorige was in 1834 opgetrokken door toedoen van pastoor Brancart. De steen die hieraan herinnert, moet zich ergens op de zolder van de pastorie bevinden.
Begin november 1868 plaatste men de twee zijaltaren. Ze zien er uit als marmeren altaren, maar in feite zijn ze van hout dat werd gemarbriseerd in de Sint-Lucasschool in Gent. Het rechtse zijaltaar is toegewijd aan Sint-Hubertus. In alle kerken staat rechts het altaar voor de patroonheilige van de parochie. Het werd geschonken door de familie De Baerdemaecker. Het linkse altaar is toegewijd aan O.-L.-Vrouw. Het werd betaald door de familie Van der Straeten.
Opmerkelijk dat vroeger de vrouwen altijd links in het kerkschip zaten, dus langs de kant van het O.-L.-Vrouwaltaar en de mannen rechts.
(Jaak Ockeley)
Patroonheilige: Sint-Hubertus
Sint-Hubertus is de patroonheilige van Asse-Terheide. Maar wie was Sint-Hubertus?
In de week vóór Pasen, in het jaar onzes heren 683, trok Hubertus, de zoon van hertog Bertrand van Aquitanië en van Huberna, met zijn vrienden op jacht in de Ardennen. De oorzaak van zijn jachtpassie – zo verhaalt de legende – was dat zijn geliefde vrouw Floribanne, die de enige dochter van graaf Dagobert van Leuven was, jong en in het kraambed was gestorven bij de geboorte van hun zoon Floribertus. Dagen lang doorkruiste het gezelschap de Ardense bossen en stoorde zich niet aan de christelijke geplogenheden in de Goede week. Tot Hubertus een reuzenhert ontmoette. Hij zette de achtervolging in, maar geraakte het dier kwijt.
Plots stond het grote witte hert voor hem met tussen het gewei een lichtend kruis. Een stem wees hem op zijn ongehoord gedrag. Hubertus begreep het teken. Hij beval onmiddellijk de stopzetting van de jacht en keerde met zijn gevolg terug naar het paleis.
De daaropvolgende dagen kwam hij tot inkeer. Hij ging te rade bij bisschop Lambertus van Maastricht die zich had teruggetrokken in de abdij van Stavelot. Hubertus die zich tot Christus had gekeerd, verliet het paleis en leefde voortaan als monnik en priester en vervolgens als assistent van bisschop Lambertus van Maastricht.
Zijn geestelijke leidsman spoorde hem echter aan tot een bedevaart naar Rome. Daar ontmoette Hubertus paus Sergius (687-701) die hem tot bisschop wijdde, kreeg hij van Sint-Pieter een hemelsleutel en overhandigde een engel hem een stool. Terug in het land werd hij aangewezen als opvolger van de in 708 of 709 vermoorde bisschop Lambertus.
Met een nimmer aflatende energie en een ongebreidelde inzet trok hij Oost-Brabant, Taxandrië, het Luikerland en de Ardennen rond om er de christelijke boodschap te brengen. Overal liet hij kerken en kapellen bouwen. God schonk hem de kracht om wonderen te doen, o.a. om mensen te genezen van hondsdolheid en krankzinnigheid.
Als bisschop deed Hubertus de verheffing van het lichaam van zijn voorganger Sint-Lambertus wat , volgens de gebruiken van die tijd, neerkomt op een heiligverklaring. Hij liet daarbij het stoffelijk overschot van Lambertus overbrengen van Maastricht naar Luik naar de plaats waar deze bisschop van Tongeren-Maastricht, op aanstichten van Drogo, werd vermoord. Weldra verplaatste Hubertus ook de bisschopszetel naar Luik.
Op het einde van zijn leven verpletterde een onoplettende dienaar zijn hand bij het aanbrengen van een paal. Drie maanden lang folterde de pijn hem, maar Hubertus bleef zijn zending getrouw en ging verder met het bekeren van niet-christenen.
Vermoeid van een kerkwijding, voer hij de rivier af, en trok verder te paard naar zijn woning in Fura. Daar is hij 30 mei (727) overleden. Zijn lichaam werd overgebracht naar Luik en bijgezet in de Sint-Pieterskerk nabij het altaar van Sint-Albinus. Op 3 november (743) werd zijn lichaam er plechtig verheven. Een eeuw later, op 30 september 825, werd zijn lichaam ontgraven en met instemming van keizer Lodewijk de Vrome overgebracht naar de abdij van Andage in de Ardennen die door Hubertus rond 710 was gesticht. Sindsdien wordt Sint-Hubertus daar vereerd als de patroon van de jagers.
Later gaf Hubertus ook zijn naam aan Saint-Hubert, het dorp dat rondom de kerk met zijn graf ontstond.
Deze hagiografie die volledig kadert in de middeleeuwse vroomheidsvisie, heeft een vals beeld opgehangen van het ware levensverhaal van Sint-Hubertus. Wie was Sint-Hubertus dan wel?
Ingezonden door Jaak Ockeley