Het woord ‘Fabriek’ in deze context komt van het latijnse ‘fabrica’ wat constructie betekent en werd in de Romeinse tijd gebruikt voor ‘een constructie ten behoeve van het algemeen belang’. De combinatie kerk en fabriek (fabrica ecclesiae) wordt reeds vanaf de zesde eeuw gebruikt om het geheel aan te duiden van de gelden of bezittingen bestemd voor het onderhoud en de verfraaiing van het kerkgebouw en het uitoefenen van de eredienst. Een kerkfabriek is dus louter iets materieels en staat onder het gezag van de kerkelijke en de burgerlijke overheid. Het beheer van de kerkfabriek wordt uitgevoerd door de kerkraad. Dat zijn de mensen die vrijwillig deze taak op zich nemen en daar dan ook de verantwoordelijkheid voor dragen.
Meer over de kerkraden in onze PE en de wijzigingen dit jaar lees je in Kerk & leven nr 43/2020.