Vandaag maakten de vormelingen een wandeling in onze mooie Sint-Pieterskerk. Waarom heeft die kerk zo een vorm vroeg iemand zich af, het is precies een tent. Ja inderdaad en dat is omdat wij Christenen geloven dat God niet veraf is en dicht bij ons wil wonen.
Ze kwamen voorbij het grote kruis aan de kleine kant van de kerk. Waarom is dit het lichaam opengescheurd ? De catechist maakte de vergelijking met een boontje, je stopt het in de grond en na zekere tijd komt er een groen scheutje tevoorschijn wat een nieuwe vrucht zal worden. De opgeheven handen zijn een gebaar van overwinning, van de verrezen Heer. Het is een kruis van hoop en leven na de dood.
Om 17.30 u. startte de eucharistieviering. Het allereerste begin van de eucharistie dienen we bij Jezus zelf te zoeken, namelijk bij het laatste avondmaal. Na Jezus’ dood kwamen zijn leerlingen in kleine groepjes samen bij iemand thuis om het brood te breken en zo geloofden ze dat Jezus weer in hun midden was. Stilaan groeide de gewoonte om dat altijd op dezelfde manier te doen, overal ter wereld op dezelfde dag zoals we dit nu ook nog doen.
Er zijn twee grote delen, de dienst van het woord en de dienst van het brood (zie foto). We mochten deze tekening inkleuren en zo volgden we voet voor voet het verloop van de eucharistieviering. Als je de draad meehebt, en de spelregels kent is het helemaal niet zo moeilijk om lang stil te zitten. Je bent “mee” in het verhaal.
Onze vormelingen kregen de opdracht om een jaar lang “vrijwilliger” te zijn op de parochie. Ze kunnen zingen, meehelpen aan het onthaal, misdienaar zijn, en ook een beetje reporter spelen door een artikeltje te schrijven voor Kerk en Leven en de website. Hierna vind je de tekst van Sam G. die beschrijft hoe hij deze namiddag beleefde.
“Op 21 januari leerden we over Jezus, de Mariakapel en hoe de priesters zich kleedden op verschillende dagen. We leerden hoe Jezus vaarwel vierde. Daarna kwamen de ouders en communicanten. Eerst luisterden we naar een verhaal uit de Bijbel. We beden daarna tot God. De communicanten gingen naar voren om hun kaarsje te laten branden. We zongen er ook veel liederen. Aan het einde kwamen de communicanten en vormelingen naar voor om samen het Onzevader te zingen. We eindigden met een zegen.”