In het evangelie van paaszondag lezen we bij Johannes (20, vers 8 en 9): “Toen ging ook de andere, de door Jezus beminde leerling die het eerst bij het graf was aangekomen naar binnen; hij zag en geloofde want hij en Petrus hadden nog niet begrepen hetgeen er geschreven stond, dat Hij namelijk uit de doden moest opstaan."
Op zich merkwaardig: de leerlingen die Jezus gehoord en gezien hadden, met Hem op weg waren gegaan, hadden zijn woorden over verrijzenis niet begrepen. Drie jaar waren ze onderweg met Hem, hadden uitspraken van Hem gehoord en dat Hij drie dagen na zijn dood zou verrijzen ging hun verstand en hun geloof te boven.
Ook voor hen was de dood van Jezus een soort eindpunt, zelfs een ontgoocheling zoals bij de Emmaüsgangers.
In het evangelie van paaszondag – zo vermoeden wij - dachten ze gewoon dat Jezus door geliefden uit het graf was weggenomen. De herinnering aan een ‘voorspelde’ verrijzenis kwam niet eens bij hen op.
Wat in Jezus’ tijd moeilijk te begrijpen was, is het zeker ook nu nog voor ons. We horen het zo vaak zeggen: ”Er is nog nooit iemand teruggekeerd…” Veel mensen twijfelen immers aan de verrijzenis. Voor hen is de dood ‘amen en uit’, een doodlopend straatje dat uitmondt in het grote ‘niets’. Dat is stilaan de nieuwe overtuiging geworden.
Veel mensen, ook mensen die hun leven lang christen waren, worden bij hun dood niet meer naar de kerk gebracht waar gebeden wordt om verrijzeniskracht.
Deze trend is heel contrasterend met de tijd-van-toen. Toen we vroeger bij ons grootmoeder waren, werd ’s avonds steevast de paternoster gebeden of op zijn minst een tientje. Zo vaak zei grootmoeder bij het einde :”en nu nog een weesgegroetje voor onze overleden grootvader, grootooms en groottantes”. Het geloof in de verrijzenis grensde haast aan een soort zekerheid.
In 1953 werd er trouwens een plaatje op de markt gebracht dat groot succes kende en waarin men de stellige overtuiging uit zong: ”We komen allen in de hemel omdat we braaf zijn.” En bij het ondergaan van de Titanic klonk de muziek “Nader bij U, mijn God, U naderbij”; het lied waarvan wordt verondersteld dat het scheepsorkest van de Titanic dit gespeeld heeft bij de ondergang op 15 april 1912.
"Nader bij U, mijn God, U naderbij, zij ook de weg daartoe een kruis voor mij. Wat ook mijn toekomst zij U nader, naderbij : nader bij U, mijn God, U naderbij."
We willen allemaal graag geloven in de hemel, maar dat neemt niet weg dat twijfels onze hoop vaak overstijgen.
We kunnen immers zo moeilijk leven zonder bewijzen en afdoende zekerheden.
Voor mij is het duidelijk: geloven is en blijft altijd een keuze, een sprong, niet zomaar in het wilde weg, maar met het vertrouwen dat deze sprong ergens op uitkomt. Net als Petrus en de geliefde leerling moeten we de ‘klik’ maken en de sprong van het geloof wagen.
Vroeger zongen de vormelingen vaak :
"Ik geloof, ik vertrouw en waag de sprong om te geloven over twijfels heen weet ik heel diep van binnen, weet ik zeker, dat Hij zoekt naar mij. God blijft niet boven, ver weg van mij, maar wil steeds weer iets nieuws beginnen."
Reeds eeuwen leven mensen vanuit een aanvoelen dat de levensgeest van Jezus van Nazareth veel krachtiger is dan de dood. Daar waren de eerste christenen zo sterk van overtuigd dat zij ook Jezus na zijn dood bleven ontmoeten als een levende in hun midden, een Verrezene. “Waar twee of drie in mijn naam samenzijn, daar ben Ik in hun midden.”
Elke mens met een eigen geschiedenis, geschapen naar Gods beeld en gelijkenis, is een boodschapper van Gods levensgeest die zich laat zien in goedheid en liefde. De kracht waarmee de mens dit doet, zijn zielskracht, blijft leven over de grenzen van de dood heen, als een geestelijk testament. Hoe vaak blijft de geest van mensen niet onder ons leven in een klein juweeltje dat we mochten erven, in een foto die we koesteren, in woorden en uitspraken van onze overleden geliefden. Ik betrap mezelf er op hoe vaak ik nog zeg :”Ons vader zou gezegd hebben.. het zou voor ons moeder geen waar geweest zijn”.
Ik beluister ook zoveel mensen die bij een afscheidsviering blijven spreken met hun opa en oma. Woorden klinken dan: ”Oma, waar je nu ook bent, blijf voor ons zorgen en doe de groeten aan opa.” Zijn dit geen eenvoudige woorden van geloof in een leven dat nooit eindigt?
Goede mensen, durven geloven in de verrijzenis geeft ons op zijn minst een beetje hoop dat ons leven niet uitmondt in het grote Niets, maar wel herboren wordt, zonder te weten heel concreet waar en hoe.
Geloven in de verrijzenis is leven vanuit de overtuiging dat er altijd hoop en uitzicht is, geen donkere nacht zonder uitzicht op een nieuwe morgen.
Christenen zijn mensen van verrijzenis wanneer ze niet opgeven, ook niet wanneer tegenslagen hen overvallen. Christenen zijn vertegenwoordigers van het optimisme. Het is soms bewonderenswaardig hoe sterk gelovige mensen kunnen overleven waar wij reeds ontgoocheld langs de weg zouden blijven neerzitten. Ik kijk soms op naar de moed waarmee diepgelovige mensen soms weerbaar blijven en veel aankunnen. Laat dat een teken zijn dat de Verrezene een kracht is voor al wie zijn hart voor Hem opent.
Een mooie boodschap vinden wij in het kleine danklied dat de monniken van Westvleteren vaak zingen aan het einde van de dag :
“Gij hebt, o God,
dit broze bestaan gewild,
hebt boven 't naamloze
mij uitgetild.
Laat mij dan dankbaar leven
de volle tijd,
geborgen
in de bevende zekerheid.
Dat ik niet
uit dit smal en onvast bestand
van mijn bestaan zal vallen
dan in uw hand.”
(Ad den Besten)
kan. Filip Debruyne