De financiële situatie van de kerkfabriek Sint-Martinus
Deze bijdrage geeft een overzicht van de inkomsten en uitgaven van de kerkfabriek Sint-Martinus.
Het is absoluut niet de bedoeling om alle uitgaven en inkomsten te beschrijven van de kerkfabriek Sint-Martinus. Dit artikel wil wel duidelijk maken welke inkomsten er zijn en wat de belangrijkste recurrente uitgaven zijn. Op die manier weten de parochianen hoe hun geld wordt besteed.
De kerkfabriek is het boekjaar 2023 begonnen met 62.114,12 euro op de rekening. Daarbij kwamen de volgende opbrengsten: 3.211 euro van de vieringen (denk aan collectes, kaarsengeld, kleine schenkingen, begrafenissen), 3.343,88 euro uit de verhuur aan de gemeente Sint-Agatha-Berchem van een stuk grond in die gemeente om er containers voor een school op te zetten en 911 euro huurgeld voor het gebruik van de kerk (bijvoorbeeld voor een kerstconcert).
Er zijn echter ook heel wat uitgaven teneinde ervoor te zorgen dat het kerkgebouw steeds mooi oogt gedurende de vieringen en dat alles aanwezig is om die correct te laten verlopen. Zo heeft de kerkfabriek 2.389,72 euro uitgegeven aan kaarsen, olie voor de godslamp en bloemen.
Eveneens zijn er belangrijke maar essentiële kostenposten. In 2023 werd 362,46 euro uitgegeven aan water. Het vullen van de mazoutketel voor de verwarming kostte 5.376,82 euro. De kerkfabriek is niet gespaard gebleven van een hogere elektriciteitsfactuur, net zoals de meeste gezinnen: 2.161,79 euro in 2023. Om de kerk proper te houden, werd 432,24 euro uitgegeven en allerlei herstellingen aan het kerkgebouw kostten 6.043,64 euro. Zo werden bepaalde glasramen hersteld alsook verscheidene beschadigingen aan de voorgevel. Voor het jaarlijkse onderhoud van het orgel werd 826,43 euro betaald en voor het jaarlijkse onderhoud van de kerkklokken 1.503,91 euro. Kleine onderhoudswerken werden nog verricht voor een bedrag van 432,24 euro, bijvoorbeeld om ervoor te zorgen dat brandveiligheid in het gebouw is verzekerd.
Kortom, om en bij de 17.000 euro was in 2023 vereist om ervoor te zorgen dat de Sint-Martinuskerk zijn rol kan (blijven) vervullen als eredienstgebouw. Daarnaast werd nog 1.665,50 euro uitgegeven aan onderhoudswerken aan de pastorie naast de kerk.
Uiteraard zijn er ook verzekeringen te betalen. De belangrijkste is de brandverzekering die ongeveer 5.560 euro per jaar kost. Om de aansprakelijkheid van de bestuurders van de kerkfabriek te verzekeren, wordt jaarlijks ongeveer 1.000 euro betaald.
In bepaalde omstandigheden doet de kerk voor onder meer kleine werkzaamheden in en aan de kerk een beroep op vrijwilligers die daarvoor een vrijwilligersvergoeding ontvangen. Daarvoor wordt op jaarbasis zo’n 3.000 euro uitgetrokken.
Het is duidelijk dat de uitgaven hoger liggen dan de inkomsten. In 2023 werd er ongeveer 40.000 euro uitgegeven om het kerkgebouw en de werking ervan te verzekeren. Dat is iets hoger dan normaal, omdat wegens een aanpassing in de boekhoudkundige regels van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de brandverzekering voor 2022 en 2023 werden opgenomen in het boekjaar in 2023. Hierdoor is 2024 gestart met 23.502,19 euro op de rekening. Er mag niet uit het oog worden verloren dat sinds de inwerkingtreding op 1 januari 2023 van de ordonnantie van 10 december 2021 ‘betreffende het beheer van de materiële belangen van de erkende plaatselijke levensbeschouwelijke gemeenschappen’ de kerkfabrieken nog maar heel weinig subsidie ontvangen van de overheid. Wanneer de ontvangsten van de kerkfabriek het niet toelaten de gewone uitgaven te dekken, kent de Brusselse Hoofdstedelijke Regering een tegemoetkoming toe, die gelijk is aan het verschil. De tegemoetkoming mag echter niet meer bedragen dan 30% van de gewone uitgaven buiten de leninglasten. Wanneer de instelling toetreedt tot een vereniging van instellingen mag de tegemoetkoming meer bedragen dan 30% van de gewone uitgaven van de vereniging buiten de leninglasten zonder evenwel meer te bedragen dan 40% van diezelfde uitgaven van de vereniging. De Regering kan voorzien in een buitengewone financiële tegemoetkoming wanneer de instelling niet over voldoende financiële middelen beschikt om heel de toegelaten investering voor het onderhoud van de voor de uitoefening van de eredienst bestemde gebouwen te dekken.
Er zullen dus maatregelen moeten worden genomen om de financiële leefbaarheid van de kerk en de kerkgemeenschap te vrijwaren, maar daarover later meer.
Frederic Eggermont, Schatbewaarder