Met een nieuwe grondtoon het werkjaar in
In het voorjaar was “Een jaar op zee” te zien op de tv. Het was een programma waarin de immer sympathieke Wim Lybaert voor één jaar visser werd onder de vissers. Dat betekende concreet dat hij met professionele vissers uit o.a. Oostende, Blankenberge en Nieuwpoort meeging om te vissen en zo aan de lijve ondervond dat vissen een zeer harde en lastige stiel is. Elke 2 à 3 uur -de klok rond en 7 dagen op 7 - werden de netten opgehaald en werd de vangst een eerste keer getrieerd. Wat overbleef werd vervolgens schoongemaakt, gesorteerd en daarna in het koelruim gestockeerd.
Ook onze Kerk gooit haar netten uit. En ook bij haar is de “vangst” zeer gevarieerd. Er zijn de kerkbetrokken mensen die zich intens verbonden weten met wat er zich in de plaatselijke maar ook in de grote Kerk afspeelt. Er zijn de groepen geëngageerden, waaronder veel vrijwilligers, die vanuit hun geloof, bereid zijn om veel voor hun parochie te doen. Er zijn ook mensen die de Kerk (nog altijd) als service-instituut zien. Voor een doop, een eerste communie of een afscheid van iemand uit de dichte familie- of vriendenkring kun je ze nog wel eens aantreffen in een kerk. Maar als de ‘ceremonie’ eenmaal voorbij is, zie je ze niet meer. Het is een veelgehoorde klacht bij priesters en catechisten als communies en vormsels achter de rug zijn. Weinig tot geen kinderen zie je daarna terug in de kerk. Wat heeft dat dan voor zin dat ze hun communie doen ? Of dat ze huwen voor de Kerk als het hen verder koud lijkt te laten ?
In de visie van de vissers zou je moeten “triëren”. Als zij vangst binnenhalen, wordt onmiddellijk al een eerste triage gedaan. Wat aan de normen voldoet, wordt gehouden. Wat echter onbruikbaar is, te klein uitvalt, niet goed genoeg is van kwaliteit of ondermaats is, wordt weggeworpen of terug in zee gegooid.
Drie jaar geleden startte bisdom Brugge een pastoraal project met het oog op de toekomst van de Kerk in onze contreien. Daarbij werd niet zozeer de nadruk gelegd op wat we in onze plaatselijke geloofsgemeenschappen allemaal moeten of kunnen doen in de tijd die komt en ook niet hoe we het kunnen aanpakken, hoe belangrijk dat allemaal natuurlijk ook is. Er werd vooral gesteld dat wij dienen na te denken waarom en waartoe wij geloofsgemeenschap zijn en wat het voor ieder van ons betekent om gelovig te zijn.
Leven wij vanuit de Blijde Boodschap (klemtoon in het eerste jaar)? Is het aan ons te zien dat we christenen zijn en doen we wat we verkondigen (aandachtspunt in het tweede jaar) ? En hoe proberen wij werk te maken van gemeenschapsopbouw (inzet voor komend werkjaar)?
Neen, met alle respect voor de vissers en voor hun werk. Wij in onze branche triëren niet. Wij zoeken naar wat ons verbindt. Onze slogan dit jaar luidt dan ook niet voor niets : gevonden, Verbonden, gezonden, waarbij dit jaar “Verbonden” extra wordt benadrukt.
In zijn boek “Welke kerk ? Vandaag en morgen” schreef Jurgen Mettepenningen : “De kerk van de toekomst zal het moeten hebben niet van haar macht of van haar structuren, maar van haar verhaal, van visie en visioen, van haar authenticiteit als gemeenschap van gelovigen die bewogen zijn door Jezus Christus.”
Laten we in de tijd die komt werk maken van die hechte en gastvrije gemeenschappen. Een fijn werkjaar toegewenst in jullie pastorale eenheden !
Carine Dochy, medewerker bisdom Brugge.