Met God op stap gaan
naar je medemensen toe,
is Vader zijn.
Je zal hevig naar hen verlangen
en hen liefhebben
zoals een echte vader houdt van zijn kind.
Je zal hen kansen geven,
hen ernstig nemen
en geloven in diegenen
met wie je werkt.
Op stap gaan is ook Zoon zijn.
Je gedragen voelen
en gestuwd door een innige liefde
die je helpt loskomen en bevrijden
uit wat mensen tegenhoudt
om voluit te leven.
Zo kan je jezelf aanvaarden
en ook ieder ander met wie je samen bent.
Op stap gaan is Geest, ruimte, zijn.
Je niet op jezelf richten
f op een heel beperkt doel,
maar verder kijken.
Samen eerlijke horizonten zoeken
naar helende eenheid toe.
Bezinning
Naar God hebben wij mensen al lang gezocht. Sinds altijd. We hebben gezocht en we zijn vaak verdwaald. Gezocht en verdwaald, teruggekeerd en weer de weg kwijtgeraakt. We hebben nooit opgehouden te zoeken, gedreven door een ongeneselijke onrust. Maar op eigen kracht en met eigen inzicht hebben we God amper kunnen vinden. God is zelf moeten komen om ons te zeggen wie Hij is. Wij mensen kunnen op dat stuk alleen maar gissen. God gaf zijn schepping, zijn woord aan zijn profeten, zijn spreuken aan de wijzen. Hij liet zien wie Hij was door de wonderdaden aan zijn uitverkoren volk. Maar de geschiedenis vorderde maar langzaam. Toch hield Israël zich vast aan het geloof in één God.
Toen kwam Jezus, die het boek over God door zijn woord en door zijn leven helemaal ontsloot. Vlak voor zijn afscheid sprak Hij veel over de Vader, de Zoon en de heilige Geest – zij waren één, maar omdat God liefde is, is er toch ook een gesprek van liefde tussen drie: de heilige Drie-eenheid. Jezus sprak met zijn Vader. Hij toonde zichzelf en Hij beloofde een heilige Geest.
Voor dit diepe en laatste geheim van onze God kunnen wij alleen maar neerbuigen in geloof en gebed. Maar als we bidden, spreken we dan alleen tegen de Vader of de Zoon of de heilige Geest? Of beperken we ons tot God? De Vader is de oorsprong, de bron, de Zoon is het water, de Geest is de stroom. Tot de Vader bidden we als Schepper, tot de Zoon als Verlosser, tot de Geest als Hij die heilig maakt. En toch is Hij één, onverdeelde God, maar Jezus zelf heeft ons geleerd dat we tot elk van de Drie mogen bidden en ons door hen laten beminnen: de Vader is de mond, de Zoon de lippen, de Geest is de liefdeskus.
Zijn we er ons wel van bewust dat we ons als we het kruisteken maken, toewijden aan de Drie-ene God? Over heel ons lichaam bekruisen we ons omdat we van Hem zijn, omdat wij de kinderen zijn van God. God woont in ons: de Vader, de Zoon en de heilige Geest. We zijn deelgenoten aan Gods Mysterie, ‘goddelijke’ mensen. Loven en prijzen we Hem daarom! Want dat kan ons enige antwoord zijn op zo’n groot mysterie.