”En daarna zie je ze niet meer”, zei de pater die vorige week onze deken had geassisteerd tijdens de, wegens corona, uitgestelde vormselplechtigheid in Aalst. Het was een mooie viering met uitnodigende teksten waar iedereen zich moeiteloos kon in vinden. Er werd zelfs een lied gezongen, eenmalig getoondicht voor deze speciale gelegenheid. Onze oude pater-pastor doelde op de lovenswaardige inspanningen die de catechisten zich al die maanden vooraf hadden getroost. Het ‘resultaat’ is meestal van zeer korte duur, want op zijn eigen manier: “de volgende zondag zie je ze al niet meer terug..” Het is natuurlijk geen nieuw fenomeen: deze trend is reeds langer aan de gang. Vele ouders hechten aan deze publieke gebeurtenis echter nog een zekere traditionele en belangrijke blijvende waarde. Als de schoolkameraadjes er ook bij zijn, leraars positief ingesteld zijn, grootouders voorzichtig hun invloed laten gelden… Toch is alles minder vanzelfsprekend geworden. De ‘seculiere maatschappij’, weet u wel. Religie zit in een verdomhoekje. Het Instituut Kerk heeft het hard te verduren in de media, terwijl een andere wereldgodsdienst zich meer en meer manifesteert. Spijtig genoeg bijwijlen op een zeer extreem-negatieve wijze. Ik mijmerde over zijn woorden toen ik de week daarop na de hoogmis even de oude begijnhofkerk binnenwipte waar de Roemeens-Ortodoxe eredienst wordt gehouden. Alleen al voor de warme diepe stem van de voorganger en de exotische geuren van de wierook blijf ik er graag even vertoeven. Hier valt het op: ouders en kinderen nemen samen deel aan de viering. Buiten bleef ik even staan in de herfstige kerktuin en zag ze één na één dit godshuis binnengaan: ouders mét hun kroost. Het beeld van onze jeugdjaren flitste even door mijn geest. Zal bij hen deze traditie de tand des tijds wél trotseren? Zoals kardinaal De Kesel het opmerkt in zijn laatste boek: “Een bladzijde is gekeerd. Het wordt niet meerals vroeger. Maar het einde?” Het zal ànders zijn, zoveel is zeker. Meer persoonlijke bewustwording en reflectie zullen nodig zijn. Niet zomaar de massa nalopen maar er zélf een persoonlijke overtuiging op nahouden én consequent beleven, zo schrijft de hoofdredacteur van ‘Kerk & leven’: “Ook wieoprecht gelovigis, moet blijven zoeken. Dat geldt evenzeer voor de ongelovige (!?). De zoektochtleidt altijd tot een portie twijfel, maar juist die twijfel vergroot de kwaliteit van gelovig of niet-gelovigzijn”. Trouwens, is vorming en bijscholing niet van toepassing op alle domeinen van het leven? Tot in onze gewone dagelijkse taken toe? Na onze laatste maandelijkse Bijbelbijeenkomst passeerde ik mijn oude school. Ruim een halve eeuw geleden heb ik er ‘mijn broek versleten’, van in de kleuterklas tot het laatste middelbaar. Aangenaam verrast las ik het opschrift boven de oude brede ingangsdeur: ‘Leren Leven’. De school van mijn jeugd blijft dus wel degelijk ‘bij de tijd’. (inderdaad: Heilig Hartinstituut, daarna Champagnatcollege en nu: Lutgardisscholen; het kan tellen). Twee woorden, even lang, met slechts één letter verschil. Simpeler kan niet. Ik zou het echt niet beter kunnen formuleren.